De casus van Sofian lokt gewetensvragen uit voor kinder- en jeugdpsychotherapeuten.
Lees het hele artikel gratisIn dit artikel wordt aan de hand van een fictieve casus ervoor gepleit om bij jongeren met gedragsproblemen (met een uiteenlopend cognitief profiel), bij wie schoolgang lastig verloopt, verdiepend neuropsychologisch onderzoek te verrichten voorafgaand aan de behandeling. Door zicht te krijgen op het cognitieve profiel, kan er in de behandeling beter worden aangesloten vanuit de individuele sterke kanten van de jongere, wat de motivatie vergroot. In de casus (die gebaseerd is op meerdere casussen uit de praktijk van de auteur) is tevens sprake van onderliggend trauma en wordt beschreven hoe na de verdiepende diagnostiekfase ruimte ontstaat om traumabehandeling te bieden. Juist bij jongeren met gedragsproblemen wordt namelijk vaak bovengemiddelde weerstand gezien en is een juiste bejegening van groot belang.
Lees het hele artikel gratisHet Tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie is gratis voor leden, niet-leden kunnen een enkele editie kopen voor € 17,- plus verzendkosten.
N.B. Sinds 2024 wordt het tijdschrift uitgegeven door Boom Uitgevers. Nummers vanaf 2024 kunnen worden besteld via medisch@boom.nl
Bestel - of - Log inHet is niet altijd wat het lijkt. Gewetensvragen voor kinder- en jeugdpsychotherapeuten. Voorwoord van Ramón Lindauer
Redactioneel: “Hij zei ‘rot op’ tegen ons. Maar we zijn er nog steeds.” Over omgaan met weerstand en vertrouwen winnen. Arne Popma, gastredacteur
Neuropsychologisch onderzoek en traumabehandeling bij gedragsproblemen. Ariane Tjeenk-Kalff
Geweldloos verzet in de residentiële setting. Katharina Visser & Kirsten van Gink
“Je bent een loser als je stopt.” De rol van groepsdruk bij risicogedrag van jongeren met een LVB. Eline Wagemaker, Hilde M. Huizenga, Tycho J. Dekkers, Annematt Collot d’Escury-Koenigs, Elske Salemink & Anika Bexkens
Genderverschillen in reflectief functioneren, empathie en psychopathie onder wel en niet gedetineerde adolescenten. Larisa Morosan, Patrick Heller, Deborah Badoud, Stephan Eliez & Martin Debbané
Effectieve elementen van psychosociale interventies tegen externaliserende gedragsproblemen bij kinderen en jongeren. Ankie Menting, Gonnie Albrecht & Bram Orobio de Castro
Hoe biopsychosociale ontwikkelingsprofielen ons kunnen helpen bij een meer gepersonaliseerde behandeling in de forensische praktijk. Lucres Nauta-Jansen
Verandering met hulpverlening op gang brengen in gezinnen met kinderen die ernstige gedragsproblemen hebben ontwikkeld. Jolle Tjaden & Gonnie Albrecht
De kracht van ouderlijk gedrag. Parent-Child Interaction Therapy als ouder-interventie voor jonge kinderen met gedragsproblemen. Mariëlle Abrahamse
Kleinschalige voorzieningen in het forensische jeugdveld. Definitie, doel en werkzame elementen. Eva Mulder & Karin Nijhof
Hoop, zelfwaardering en steun zoeken in de behandeling van adolescenten. De psychometrische eigenschappen van de JIJ-vragenlijst. Yvonne Bors, Arne Popma, Roos Willems & Tycho J. Dekkers
Boekbesprekingen: Gevoel is explosief materiaal, Leerboek forensische psychiatrie, Tieners achter tralies en Kinderen van de staat.
De casus van Sofian lokt gewetensvragen uit voor kinder- en jeugdpsychotherapeuten.
Lees het hele artikel gratisGastredacteur Arne Popma over omgaan met weerstand en vertrouwen winnen.
Lees meerIn dit artikel wordt aan de hand van een fictieve casus ervoor gepleit om bij jongeren met gedragsproblemen (met een uiteenlopend cognitief profiel), bij wie schoolgang lastig verloopt, verdiepend neuropsychologisch onderzoek te verrichten voorafgaand aan de behandeling. Door zicht te krijgen op het cognitieve profiel, kan er in de behandeling beter worden aangesloten vanuit de individuele sterke kanten van de jongere, wat de motivatie vergroot. In de casus (die gebaseerd is op meerdere casussen uit de praktijk van de auteur) is tevens sprake van onderliggend trauma en wordt beschreven hoe na de verdiepende diagnostiekfase ruimte ontstaat om traumabehandeling te bieden. Juist bij jongeren met gedragsproblemen wordt namelijk vaak bovengemiddelde weerstand gezien en is een juiste bejegening van groot belang.
Lees het hele artikel gratisIn residentiële settings – accommodaties waar kinderen en jongeren buiten hun eigen omgeving leven –is veel agressie en geweld. Dat geldt voor de woon- en leefsituaties van jeugdigen met en zonder een licht verstandelijke beperking. Deze situatie roept bij veel groepsleiders machteloosheid en handelingsverlegenheid op. Bovendien hebben deze agressie-incidenten vaak negatieve gevolgen voor zowel jeugdigen als medewerkers. Een manier om ‘anders’ om te gaan met het onacceptabele gedrag van de jeugdigen is geweldloos verzet. Longitudinaal promotieonderzoek heeft uitgewezen dat agressie-incidenten op residentiële afdelingen van jeugdhulpinstellingen kunnen verminderen nadat medewerkers zijn getraind in geweldloos verzet. Tegelijkertijd verbeterde het leef- en werkklimaat op de meeste residentiële afdelingen. In dit artikel bespreken de auteurs de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en zetten zij deze in perspectief door ze in te bedden in een casus uit de praktijk.
Achtergrond en doel. Jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) vertonen in het dagelijks leven meer risicogedrag dan jongeren zonder een LVB en zijn oververtegenwoordigd in de jeugddetentie. Het doel van deze studie was te onderzoeken hoe verschillende vormen van groepsdruk invloed hebben op het risicogedrag van jongens en meisjes met een LVB.
Methode. Er werden 356 jongeren met en zonder een LVB met elkaar vergeleken terwijl zij een experimentele risicotaak uitvoerden. Zij werden willekeurig toegewezen aan een van de drie condities: in de positieve groepsdrukconditie gaven virtuele leeftijdsgenoten positieve aanmoedigingen voor risicogedrag (bijvoorbeeld “Je bent cool als je doorgaat”), in de negatieve groepsdrukconditie gaven leeftijdsgenoten negatieve aanmoedigingen (bijvoorbeeld “Je bent een loser als je stopt”), in de soloconditie waren geen leeftijdsgenoten betrokken bij de taak.
Resultaten. Jongeren met een LVB namen – als alle condities in aanmerking worden genomen – niet meer risico’s dan jongeren zonder een LVB. Er waren echter opvallende verschillen tussen jongens en meisjes. Met groepsdruk namen jongens met een LVB meer risico’s dan jongens zonder een LVB, maar alleen bij groepsdruk met negatieve aanmoedigingen. Bij meisjes werden dergelijke verschillen niet gevonden. Zonder groepsdruk namen jongens met een LVB verrassend minder risico’s dan jongens zonder een LVB, terwijl er ook hier voor meisjes geen verschil was.
Conclusie. Vooral jongens met een LVB laten verhoogd risicogedrag zien als leeftijdsgenoten hen kleineren of dreigen met uitsluiting van de groep. Preventie- en interventieprogramma’s kunnen worden ingezet om jongens met een LVB te leren meer weerstand te bieden in dergelijke groepsdruksituaties. Ook kan hun hoge gevoeligheid voor de invloed van leeftijdsgenoten mogelijk worden benut om positief gedrag te verhogen. Deze klinische implicaties bieden veelbelovende aanknopingspunten om het risicogedrag van jongeren met een LVB in de toekomst te verminderen.
Dit artikel is een Nederlandstalige bewerking van: Wagemaker, E., Huizenga, H. M., Dekkers, T. J., d’Escury-Koenigs, A. L. C., Salemink, E., & Bexkens, A. (2020). When Do those “Risk-Taking Adolescents” Take Risks? The Combined Effects of Risk Encouragement by Peers, Mild-to-Borderline Intellectual Disability and Sex. Journal of Abnormal Child Psychology, 48(4), 573-587.
Antisociaal gedrag (AG) verwijst naar gedrag dat in strijd is met de sociale normen en de rechten van andere personen, variërend van mild externaliserend gedrag tot ernstige uitingen, zoals criminaliteit. Verschillende factoren zijn in verband gebracht met ernstig AG, namelijk psychopathische karaktertrekken alsmede stoornissen in reflectief functioneren (RF) en empathie. Psychopathische karaktertrekken worden gekenmerkt door impulsiviteit, affectieve ongevoeligheid en manipulatief gedrag. RF verwijst naar een begrip van eigen en andermans gedrag in termen van de psychische toestand, terwijl empathie verwijst naar het vermogen om de emotionele toestand van anderen te begrijpen (cognitieve empathie) en zich in te leven (affectieve empathie). Hoewel verminderde RF- en empathiecapaciteiten eerder zijn gemeld bij personen met AG en psychopathische kenmerken, zijn er maar weinig studies die gelijktijdig deze sociaalcognitieve processen afzonderlijk hebben onderzocht bij mannelijke en vrouwelijke adolescenten met verschillende niveaus van AG. Focussen op deze processen in adolescentenpopulaties zou de ontwikkelingsmechanismen die aan AG ten grondslag liggen kunnen verduidelijken en ook de implementatie van leeftijds- en genderspecifieke preventie- en interventiestrategieën kunnen bevorderen die RF en empathie bevorderen bij jongeren met AG en psychopathische eigenschappen. Het huidige onderzoek heeft tot doel de verschillen te onderzoeken in psychopathische kenmerken, empathie en RF tussen drie groepen mannelijke en vrouwelijke gedetineerden: gedetineerde adolescenten (GA) en adolescenten uit de gemeenschap met hoge (HAS) en lage (LAS) niveaus van AG. De resultaten geven aan dat vrouwelijke groepen verschilden in hun niveau van affectieve en cognitieve empathie (GA
Met het ‘indikken’ van het grote aanbod aan psychosociale interventies tegen externaliserende gedragsproblemen bij kinderen en jongeren, aan de hand van de werkzame elementen van deze interventies, zouden de effectiviteit omhoog en de kosten omlaag gebracht kunnen worden. Doel van deze studie is een systematisch overzicht te geven van kenmerken die effectieve interventies tegen externaliserende gedragsproblemen gemeenschappelijk hebben, om werkzame elementen van deze interventies te identificeren. Voor deze studie werden 24 verschillende programma’s geselecteerd waarvan de effectiviteit zeer aannemelijk is. Door middel van codering van deze programma’s werden structuurkenmerken en technieken in de interventies geïdentificeerd die werkzame elementen in interventies – gericht op externaliserende problematiek en delinquentie – lijken te zijn. Door middel van codering van deze programma’s werden structuurkenmerken en technieken in de interventies geïdentificeerd die werkzame elementen in interventies – gericht op externaliserende problematiek en delinquentie – lijken te zijn. Belangrijke algemene kenmerken blijken te zijn: een gestructureerd programma met handleiding voor sessies die in een vaste volgorde worden doorlopen in tussen de zeven weken en zeven maanden. De meeste effectieve behandelingen worden daarbij blijvend gesuperviseerd. Inhoudelijk is oudertraining bestaande uit het aanleren van operante technieken en psycho-educatie de grootste gemene deler van alle effectieve interventies, waarbij in de sessies en daarbuiten wordt geoefend met concreet gedrag. Vooral bij jongeren is er daarnaast veel aandacht voor beïnvloeding van cognities en emoties, zelfbeloning en het versterken van cognitieve, academische en sociale vaardigheden. Hoewel uit deze en soortgelijke inventarisaties robuuste en substantiële positieve effecten van interventies met een aantal gemeenschappelijke kenmerken blijken, is de kennis over de werkzaamheid van losse elementen nog beperkt, en lijken er mogelijkheden te zijn om zowel de effectieve interventies zelf als de inzet van deze interventies bij jeugdigen te optimaliseren.
Ondanks enorme inspanningen in de forensische behandelpraktijk, profiteren nog niet alle jongeren evenveel van het huidige behandelingsaanbod. Om de forensische behandeling nog beter te laten aansluiten op de individuele behoeften van jongeren, is het belangrijk verder inzicht te verkrijgen in de verschillende ontwikkelingsprofielen van jongeren die delinquent gedrag vertonen. De ontwikkeling van delinquent gedrag is het resultaat van een combinatie van zowel psychologische en sociale als biologische risicofactoren; dit wordt uitgedrukt in het biopsychosociale model voor antisociaal en delinquent gedrag. Hoewel de afgelopen decennia steeds meer neurobiologische kennis beschikbaar is gekomen over de ontwikkeling van antisociaal en delinquent gedrag, blijft deze kennis grotendeels hangen in het academisch circuit en vindt niet tot nauwelijks zijn weg naar de praktijk. Er bestaat behoefte aan ‘vertaling’ van deze kennis naar de praktijk om zo de diagnostiek, risicotaxatie en behandeling te verbeteren. In dit artikel wordt nader ingegaan op de huidige neurobiologische kennis over de ontwikkeling van antisociaal en delinquent gedrag en hoe we die kennis zouden kunnen benutten om te komen tot een meer gepersonaliseerde behandeling van antisociaal gedrag in de forensische praktijk.
In deze bijdrage wordt het proces van verandering beschreven dat met hulpverlening op gang kan worden gebracht in gezinnen met kinderen die ernstige gedragsproblemen hebben ontwikkeld. Het doorbreken van het dwingende interactiepatroon dat is ontstaan tussen ouder en kind wordt hierbij als uitgangspunt genomen. De focus ligt op wat deze verandering vraagt van ouders en van de hulpverlener. Een systeem voor structurele ondersteuning van therapeuten wordt beschreven, zoals dit benut wordt in het programma Parent Management Training Oregon (PMTO).
Ouders spelen een cruciale rol bij de kansen voor een optimale ontwikkeling van hun kinderen. Daarbij kunnen ouderlijke factoren of ouderlijk gedrag ook bepalend zijn voor de ontwikkeling van gedragsproblemen. Inzetten op een gezonde en warme ouder-kindrelatie is een uitgangpunt bij het voorkomen en verminderen van een negatieve ontwikkeling en gedrags-problemen bij het kind. Ouderinterventies zijn hiervoor de effectiefste methode. In dit artikel wordt Parent-Child Interaction Therapy (PCIT) als evidencebased-interventie nader belicht met een schets van de theoretische en praktische inhoud van de behandeling, bespreking van Nederlands effectonderzoek en het belang van zorg op maat om gezinnen die de hulp het hardst nodig hebben (nog) beter te bereiken.
De opkomst van kleinschalige voorzieningen laat in het residentiële forensische jeugdveld – JeugdzorgPlus en justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) – een snelle ontwikkeling zien. Het idee achter kleinschalige voorzieningen is dat heterogene en complexe problematiek om maatwerk vraagt en er niet kan worden uitgegaan van een one-size-fits-all-benadering. Een kleinschalige groep zou meer mogelijkheden bieden voor een veilig leefklimaat, individuele aandacht, rust en continuïteit, en daardoor het aangaan van nieuwe gehechtheidsrelaties stimuleren en de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen verminderen. Daarmee lijken kleinschalige voorzieningen een passender aanbod voor een complexe doelgroep. Hoewel de naam ‘kleinschalige voorziening’ in zowel de JeugdzorgPlus als de JJI’s wordt gebruikt, is er een duidelijk verschil in de vormgeving van beide. Vragen die dit oproept zijn: wat is een kleinschalige voorziening nu eigenlijk precies? Wat werkt en wat niet? En hebben we het hier eigenlijk wel over vergelijkbare vormen van zorg, of overheersen de verschillen? Recent onderzoek naar kleinschalige voorzieningen in het forensische jeugdveld richt zich op deze vragen door onderzoek naar de definitie, het doel, en werkzame elementen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat kleinschaligheid meer ruimte biedt voor contact tussen begeleider en jongere, actieve betrokkenheid van de jongere en ouders, en zorg op maat. Die drie aspecten staan op de voorgrond, bij zowel kleinschalige voorzieningen in de JeugdzorgPlus als die in de JJI’s. In de discussie wordt ingegaan op de plek van beide typen kleinschalige zorg in het gevarieerde aanbod aan zorg op maat voor jongeren in de forensische residentiële jeugdhulp.
De concepten hoop, zelfwaarde en steun zoeken zijn volgens jongeren die behandeld worden in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) belangrijk voor hun behandeling. Dit artikel beschrijft de validering van de JIJ-vragenlijst, ontwikkeld om deze 3 concepten te meten. De JIJ-vragenlijst werd afgenomen bij 236 middelbare scholieren (14 tot 19 jaar). Factoranalyse toonde 6 factoren aan, in plaats van de theoretisch verwachte 3: zelfwaarde, emoties uiten, emoties delen, nadenken over de toekomst, controle over de toekomst en steun zoeken bij andere mensen. Inhoudelijk kunnen deze in 3 concepten worden verdeeld: het concept hoop bestaat uit 2 factoren, het concept zelfwaarde bestaat uit 1 factor en het concept steun zoeken uit 3 factoren. De concurrente validiteit voor de subschalen zelfwaarde en steun zoeken was voldoende. De interne consistentie van subschalen van de JIJ-vragenlijst was matig tot goed, met uitzondering van de hoop-subschaal, waarbij de onvoldoende interne consistentie te verklaren is door een te klein aantal items, waardoor er ook geen uitspraak gedaan kan worden over de concurrente validiteit van de subschaal. In vervolgonderzoek wordt door middel van een pilottestronde de inhoudsvaliditeit met experts en jongeren die behandeld worden in de geestelijke gezondheidszorg onderzocht. Daarna volgt onderzoek naar de factorstructuur van de uiteindelijke lijst bij de doelgroep om de hypothese over de juiste indeling van factoren te toetsen. Zo wordt een valide en betrouwbaar instrument ontwikkeld om hoop, zelfwaarde en steun zoeken bij jonge patiënten in de ggz te meten.
Erik Jongman bespreekt zijn eigen boek:
Jongman, E., & Schaafsma, K. (2017). Gevoel is explosief materiaal. Ambulante behandeling van jonge veelplegers. Den Haag: ministerie van Justitie en Veiligheid. Geraadpleegd op: https://indd.adobe.com/view/c08ff87c-19b4-4fb4-9527-345698907423
E-book, 137 pagina’s, gratis.
Kris Goethals, Gerben Meynen, & Arne Popma (Red.). (2019). Leerboek forensische psychiatrie. Amsterdam: Boom.
Hardcover, 556 pagina’s, € 57,75.
Jacco werd zelf opgepakt voor wapenbezit. Hij bespreekt het online boek Tieners achter tralies.
van Dun, M., Vugts, P., & Oosterwijk, A. (2020). Tieners achter tralies. Echte verhalen over jongeren in de misdaad. Openbaar Ministerie en Mr Eva Meillo Stichting. www.tienersachtertralies.nl
Online e-boek, 10 hoofdstukken, gratis.
van Beek, H. (2020). Kinderen van de staat. Jeugdzorg in ademnood. Baarn: Nobel Boeken.
Paperback, 320 pagina’s, € 20,-.
Het Tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie is gratis voor leden,
niet-leden kunnen een enkele editie kopen voor € 17,- plus verzendkosten.
N.B. Sinds 2024 wordt het tijdschrift uitgegeven door Boom Uitgevers. Nummers vanaf 2024 kunnen worden besteld via medisch@boom.nl
Bestel- of - Login