Achtergrond. Ruim honderdduizend vluchtelingen hebben de laatste jaren in Nederland bescherming gezocht. Nog eens ruim tienduizend wachten op een beslissing over hun asielverzoek. Ruim de helft van de vluchtelingen is jonger dan achttien jaar (VluchtelingenWerk Nederland, 2019). Een grote groep van deze vluchtelingen kampt met psychische klachten, met name klachten op het gebied van posttraumatische stressstoornis (PTSS), maar ook angst en depressieve klachten komen veel voor. Cijfers over prevalentie bij kinderen zijn schaars. Evidentie voor het effect van Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen met PTSS is zeer schaars.
Doel. Onderzoeken of EMDR een bruikbare en effectieve behandelingsmethode is bij getraumatiseerde asielzoekers- en vluchtelingenkinderen.
Methode. Een longitudinaal onderzoek zonder controlegroep. Twaalf asielzoekers- of vluchtelingenkinderen tussen zes en achttien jaar met de classificatie PTSS volgens de DSM-5 krijgen volgens protocol EMDR aangeboden. Bij voor-, na- en follow-upmeting zijn de ernst van de traumaklachten en de kwaliteit van leven in kaart gebracht.
Resultaten. Asielzoekers- en vluchtelingenkinderen laten een flinke afname van traumaklachten zien na EMDR-behandeling. Ook de kwaliteit van leven verbetert. De afname van de klachten blijft stabiel en de kwaliteit van leven neemt verder toe na drie maanden follow-up.
Conclusie. De meeste asielzoekers en vluchtelingen kampen met verschillende typen problemen. De meest voorkomende psychische klachten zijn depressie, angst en PTSS. Voor getraumatiseerde asielzoekers- en vluchtelingenkinderen lijkt EMDR een potentieel effectieve behandeling. De terughoudendheid die nu bij behandelaren wordt gezien, lijkt onterecht. Gecontroleerd onderzoek is nodig om het werkelijke effect van EMDR bij deze doelgroep verder vast te stellen.
Mustafa vluchtte als elfjarig jochie met zijn ouders uit Afghanistan. Hij is nu 34 en werkt als behandelaar in de ggz. Zijn ervaringen als vluchteling, samen met zijn opleiding tot gz-psycholoog, motiveren hem om te werken met vluchtelingengezinnen.
Lees het hele artikel gratisHet Tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie is gratis voor leden, niet-leden kunnen een enkele editie kopen voor € 17,- plus verzendkosten.
N.B. Sinds 2024 wordt het tijdschrift uitgegeven door Boom Uitgevers. Nummers vanaf 2024 kunnen worden besteld via medisch@boom.nl
Bestel - of - Log inEMDR bij vluchtelingenkinderen – een longitudinaal onderzoek
Mustafa Uriakhel & Chris Kuiper
“Mijn ervaring: met culturele sensitiviteit kom je een heel eind”
Mustafa Uriakhel
Elke samenleving creëert haar eigen aandoeningen – over identiteit, vervreemding en preonexie
Paul Verhaeghe
Groepsschematherapie bij adolescenten met borderline
Odette Brand-de Wilde & Sigrid Geertzema
Interview: Andrew Chanen over persoonlijkheidsstoornissen
Henk Linse
Geef jongeren geen stempel – reactie van een ervaringsdeskundige
Norah
De kans je te ontwikkelen als uniek mens – reactie van een expert
Floortje Scheepers
Effectiviteit van fasetherapie als behandeling van problematische gehechtheid
bij kinderen van 4 tot 12 jaar
Mirjam Putman, Hans Giltaij & Anne van Gool
Fasetherapie bij een 9-jarig meisje
Mirjam Putman & Krista Schaeffer-van Leeuwen
Boekbesprekingen
Wat is GIT-PD en hoe voer je het in? / Dochter en moeder met borderline / Perspectief op hoop en herstel, een persoonlijk verhaal / Het misverstand psychotherapie / Zelfregulatie bij jongeren met autisme
Aanbevolen
Het RIVM informeert beleidsmakers
In memoriam Regine zum Vörde sive Vörding
Alex Kolman
Het eerste nummer van 2020 is een feit. De auteurs hebben mooie, interessante bijdragen geleverd. Als redactie wensen we u veel leesplezier. Tijdens de voorbereidingen van dit nummer bereikte ons het droevige nieuws dat onze eindredacteur Regine is overleden. Zij heeft jarenlang de redactie van het VKJP-tijdschrift ondersteund zodat er steeds weer een fraai, leesbaar nummer kwam. We staan bij haar stil in het in memoriam op de laatste pagina’s van dit nummer.
Lees meerAchtergrond. Ruim honderdduizend vluchtelingen hebben de laatste jaren in Nederland bescherming gezocht. Nog eens ruim tienduizend wachten op een beslissing over hun asielverzoek. Ruim de helft van de vluchtelingen is jonger dan achttien jaar (VluchtelingenWerk Nederland, 2019). Een grote groep van deze vluchtelingen kampt met psychische klachten, met name klachten op het gebied van posttraumatische stressstoornis (PTSS), maar ook angst en depressieve klachten komen veel voor. Cijfers over prevalentie bij kinderen zijn schaars. Evidentie voor het effect van Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen met PTSS is zeer schaars.
Doel. Onderzoeken of EMDR een bruikbare en effectieve behandelingsmethode is bij getraumatiseerde asielzoekers- en vluchtelingenkinderen.
Methode. Een longitudinaal onderzoek zonder controlegroep. Twaalf asielzoekers- of vluchtelingenkinderen tussen zes en achttien jaar met de classificatie PTSS volgens de DSM-5 krijgen volgens protocol EMDR aangeboden. Bij voor-, na- en follow-upmeting zijn de ernst van de traumaklachten en de kwaliteit van leven in kaart gebracht.
Resultaten. Asielzoekers- en vluchtelingenkinderen laten een flinke afname van traumaklachten zien na EMDR-behandeling. Ook de kwaliteit van leven verbetert. De afname van de klachten blijft stabiel en de kwaliteit van leven neemt verder toe na drie maanden follow-up.
Conclusie. De meeste asielzoekers en vluchtelingen kampen met verschillende typen problemen. De meest voorkomende psychische klachten zijn depressie, angst en PTSS. Voor getraumatiseerde asielzoekers- en vluchtelingenkinderen lijkt EMDR een potentieel effectieve behandeling. De terughoudendheid die nu bij behandelaren wordt gezien, lijkt onterecht. Gecontroleerd onderzoek is nodig om het werkelijke effect van EMDR bij deze doelgroep verder vast te stellen.
Mustafa vluchtte als elfjarig jochie met zijn ouders uit Afghanistan. Hij is nu 34 en werkt als behandelaar in de ggz. Zijn ervaringen als vluchteling, samen met zijn opleiding tot gz-psycholoog, motiveren hem om te werken met vluchtelingengezinnen.
Lees het hele artikel gratisTen eerste: in onze maatschappij is er een duidelijke toename van mentale problemen, zowel bij jongeren als bij volwassenen. Heel vaak zijn dit problemen die je niet gepast krijgt in de DSM, ze zijn veel ruimer dan dat.
En ten tweede: de voornaamste oorzaak daarvan is het alomtegenwoordige beeld van verplichte perfectie, verplicht succes, in voortdurende concurrentie met alles en iedereen.
Ten derde: als hulpverleners moeten we zoveel mogelijk een contextueel-psychotherapeutische en sociaalpsychiatrische aanpak uitbouwen, gebaseerd op een andersoortige psychodiagnostiek dan de huidige DSM. Zolang we blijven focussen op het individu zal het aantal mensen dat uitvalt alleen maar toenemen, overigens samen met het aantal hulpverleners dat verdwijnt met een burn-out.
Groepsschematherapie voor adolescenten (GST-A) met een borderlinepersoonlijkheidsstoornis is ontwikkeld in reactie op de succesvolle implementatie van GST voor volwassenen met borderline in Nederland. De auteurs hebben een eerste pilotgroep gedraaid waarvan de resultaten in 2020 gepubliceerd zullen worden. In dit artikel geven zij een beschrijving van de werkwijze van GST-A.
Professor Andrew Chanen (Melbourne, Australië), keynotespreker op het VKJP-congres in juni 2019, hoort niet bij de ontkenners van persoonlijk-heidsstoornissen bij jeugdigen. Integendeel, hij pleit voor een klare diagnose en vroeg ingrijpen. "De diagnostiek gericht moet zijn op het aanbieden van hulp, van behandeling dus. Niet op het zogenaamd voorkomen van stigma of discriminatie", aldus Chanen die vindt dat vooral zijn collega's zich schuldig maken aan stigmatisering.
Dit artikel is eerder online verschenen.
Norah heeft sinds haar negende jaar ervaring met de jeugd-ggz en de jeugdzorg vanwege een onveilige situatie bij haar thuis. Beide ouders zijn gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis. Door de onveiligheid thuis is Norah een aantal keer uit huis geplaatst en weer teruggegaan.
Vanaf haar dertiende werd voor het eerst gesproken over mogelijke persoonlijkheidsproblematiek. De behandelingen die volgden, gericht op persoonlijkheidsproblemen, hadden weinig invloed op de symptomen.
Toen Norah zelfstandig ging wonen – na haar achttiende – en dagbehandeling ging volgen, bleek het probleem niet persoonlijkheidsproblematiek te zijn, maar trauma en het ontbreken van gezonde voorbeelden in haar omgeving.
Rehabilitatie van de diagnose schizofrenie? De patiëntenvereniging Anoiksis in Nederland, maar ook patiëntengroepen in veel andere landen hebben aangegeven dat zij ‘psychosegevoeligheid’ prefereren. Destigmatiserend? Loughman publiceerde een meta-analyse in 2018 over het complexe fenomeen stigmatisering, waaruit blijkt dat juist het stellen van een diagnose aan het stigma kan bijdragen. Al op jonge leeftijd valide te meten? Onderzoekers Tyrer (2005), Clark (2009), Bornovalova (2010) en Hopwood (2018) beschrijven allemaal overtuigend dat persoonlijkheidsstoornissen dimensioneel zijn, niet in een categorie te vangen, zeer veranderlijk, vooral op jonge leeftijd niet als stabiele stoornis vast te leggen (een van de criteria van persoonlijkheidsstoornissen) en vaak een enorme remissie van symptomen laat zien over een follow-upperiode van twee tot tien jaar (Grilo e.a., 2004; Zanarini e.a., 2010). Het grote probleem van heel stellig een diagnose vastleggen bij jonge kinderen is dat je ze daarmee eigenaar maakt van een probleem dat veel complexer is dan een ‘ziekte’ van het individu, zoals Chanen het noemt.
Inleiding: Een problematische gehechtheid verhoogt het risico op een breed scala aan problemen op latere leeftijd. Bekend is dat door het bieden van een sensitieve en responsieve opvoedingsomgeving niet altijd alle kenmerken van een problematische gehechtheid verdwijnen. Met name de sociaal-ontremde kenmerken van een problematische gehechtheid blijven bestaan. De vraag rijst of fasetherapie als behandeling voor kinderen en adolescenten met een problematische gehechtheid hier een belangrijke verbetering in kan bieden. In dit onderzoek wordt bekeken of de kwaliteit van de gehechtheid na het volgen van de eerste fase van fasetherapie, de babyfase, toeneemt, en of de gedragsproblemen bij het kind en de opvoedingsbelasting ervaren door ouders of verzorgers afnemen.
Methode: De ouders of verzorgers van elf kinderen hebben deelgenomen aan het onderzoek. Voorafgaand aan, en na het volgen van de babyfase worden interviews afgenomen en vragenlijsten ingevuld. De kwaliteit van de gehechtheid wordt gemeten met de DAI (Disturbances of Attachment Interview) en de vragenlijst AISI (Attachment Insecurity Screening Inventory). De SDQ (Strenghts and Difficulties Questionnaire) wordt afgenomen om het probleemgedrag in kaart te brengen en de OBVL (Opvoedingsbelastingvragenlijst) om de opvoedingsbelasting te meten.
Resultaten: Voorafgaand aan fasetherapie hadden de kinderen ten minste één (sub)klinische score op de gehechtheidsmaten. Bij de voormeting bleek de gemiddelde score op gedragsproblemen niet tot de klinische categorie te behoren, en de scores op de opvoedingsbelasting evenmin. Bij de nameting is te zien dat de kenmerken van een problematische gehechtheid op een aantal factoren significant afnemen, waaronder de sociaal-ontremde kenmerken van een problematische gehechtheid. Er is geen verschil te zien in de gedragsproblemen en de ervaren opvoedingsbelasting.
Conclusie: Ondanks het kleine aantal deelnemers en de methodologische beperkingen, geeft het huidige onderzoek zicht op het verbeteren van de kwaliteit van de gehechtheid tussen kind en ouder of verzorger na het volgen van de babyfase van fasetherapie. Deze inzichten kunnen bijdragen aan de evidentie voor fasetherapie en ze zijn van belang in de discussie over de moeilijk te beïnvloeden sociaal-ontremde kenmerken van problematische gehechtheid. Mogelijk is fasetherapie voor dit laatste een geschikte behandelingsmethode. Indicaties voor vervolgonderzoek zijn opgenomen in dit artikel.
In dit artikel wordt een fictieve casus beschreven waarin fasetherapie wordt toegepast. Het artikel dient als praktijkvoorbeeld bij het artikel ‘Effectiviteit van fasetherapie als behandeling van problematische gehechtheid bij kinderen van 4 tot 12 jaar’.
De beschrijving is gebaseerd op casuïstiek in de praktijk van de auteurs zonder dat deze te herleiden is tot bepaalde cliënten, en betreft een uitingsvorm van problematische gehechtheid en de uitvoering van fasetherapie.
Voor de leesbaarheid is deze casus zo compact mogelijk beschreven, hetgeen doorgaans niet overeenkomt met de meer complexe praktijk. De auteurs hopen met deze inkijk in hun praktijk nieuwsgierigheid en enthousiasme te wekken, en een kritische reflectie op het psychotherapeutische werk dat volop in ontwikkeling is.
Aalders, H. & Hengstmengel, M. (red.). (2019). GIT-PD in de praktijk. Guideline-informed treatment for personality disorders. Amsterdam: Hogrefe.
Paperback, 286 pagina’s, € 30,-.
Lobel, D.S. (2019). When your mother has borderline personality disorder. A guide for adult children. Californië: Rockridge.
Paperback, 168 pagina’s, $ 12,43.
Voorhorst, Y. (2019). Van stoornis naar gave, een persoonlijk verhaal over de transformatie van bipolariteit. Utrecht: Uitgeverij AnkhHermes.
Paperback, 176 pagina’s, € 18,99.
Van Oenen, F.J. (2019). Het misverstand psychotherapie. Amsterdam: Boom Uitgevers.
Paperback, 160 pagina’s, €20,-.
Bartels, J. (2019). Zelfregulatie bij jongeren met autisme. Amsterdam: Hogrefe.
Paperback, 192 pagina’s, € 25,-.
De RIVM-website www.volksgezondheidenzorg.info is in de eerste plaats ingericht voor het informeren van beleidsmakers, maar juist met dat communicatiedoel in het achterhoofd is het interessant voor professionals en onderzoekers in de zorg om een kijkje te nemen in deze gegevensbron.
Regine Zum Vörde sive Vörding, 9 februari 1955 – 22 februari 2020.