Westerse begrippenkaders zoals de hechtingstheorie van Bowlby (1969) en diagnosemodellen zoals de DSM, beperken de therapeut vaak tot het stellen van een diagnose en opstellen van een behandelplan op basis van de individuele cliënt. Door deze benadering heeft men het bredere familiesysteem meestal niet in het vizier, terwijl in de familie over meerdere generaties vaak zowel de wortels van klachten te vinden zijn als oplossingsstrategieën die kunnen bijdragen aan de behandeling. Het kan dan ook van belang zijn om te onderzoeken op welke wijze de (groot)familie van de cliënt is georganiseerd en welke cultuur en historie ze bij zich draagt. Het Beschermjassenmodel biedt zowel een theoretisch kader als praktische instrumenten om de behandeling volgens deze uitgangspunten systemisch vorm te geven.
Lees het hele artikel gratisHet Tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie is gratis voor leden, niet-leden kunnen een enkele editie kopen voor € 17,- plus verzendkosten.
N.B. Sinds 2024 wordt het tijdschrift uitgegeven door Boom Uitgevers. Nummers vanaf 2024 kunnen worden besteld via medisch@boom.nl
Bestel - of - Log inOp 23 mei 2013 organiseerde de congrescommissie van de VKJP het voorjaarscongres ‘Niemand is geboren om alleen te zijn’. De congres-commissie formuleerde de keuze van het onderwerp als volgt: ‘Kinderen en adolescenten ontwikkelen zich in interactie met anderen. Relaties – in de breedste zin van het woord – zijn dus belangrijk in een mensenleven. (…) Over dit alles is de afgelopen jaren vanuit psychotherapeutisch perspectief al veel geschreven en gezegd. Dit jaar wilden we daarom onszelf met een frisse blik fundamentelere vragen stellen en ons verwonderen over mensen en hun relaties.’
Samenvatting: De verhouding van therapeut tot cliënt bevat een aantal dimensies die filosofische te denken geven. Allereerst is er de nadruk binnen de fenomenologie op het lichamelijk-in-de-wereld zijn, hetgeen ook de therapeutische relatie kenmerkt. De filosoof Levinas heeft dat lichamelijk in de wereld zijn gekenschetst als genieten. Door de radicale verantwoordelijkheid voor de ander verdwijnt het genieten niet – al denken Nederlandse uitleggers van Levinas dat vaak – maar wordt het getransformeerd tot gave. Deze radicale verantwoordelijkheid voor de ander geldt evenwel niet alleen van therapeut tot cliënt maar ook omgekeerd. Hoe kan deze verantwoordelijkheid (die strikt persoonlijk is) in verband worden gebracht met de professionele relatie van therapeut tot cliënt, een relatie die veeleer institutioneel is? Aan de hand van ideeën van Buber en Sartre wordt gepoogd de therapeutische relatie te verhelderen, waarbij Sartre met name het probleem van de diagnostische blik als objectivering naar voren brengt en Buber de dialogische relatie als kern bewaart.
Samenvatting: Recent onderzoek naar de persoonlijkheidsontwikkeling van kinderen en adolescenten en naar persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten lijkt steeds dichter bij elkaar te komen. In dit artikel worden beide onderzoeksdomeinen kort samengevat, en worden van hieruit aanbevelingen gegeven voor het begrijpen van en het onderzoek naar persoonlijkheidsstoornissen bij adolescenten.
Samenvatting: Het Ontwikkelingsprofiel beschrijft het volwassen functioneren als een combinatie van gedrag uit verschillende stadia van de psychosociale ontwikkeling: voegkinderlijke, bij een volwassene disadaptieve en volwassen, adaptieve wijzen van functioneren. Als zodanig bedt het een zwakte/sterkte-analyse van het psychosociale functioneren van een volwassene. In dit artikel wordt het Ontwikkelingprofiel beschreven aan de hand van de ontwikkelingslijn van de objectrelaties. Kinder- en jeugdtherapeuten kunnen dit referentiekader gebruiken in hun contacten met de volwassen leden van het systeem van hun cliënten.
Samenvatting: In deze bijdrage hebben wij aandacht besteed aan ‘normale’ en stagnerende verliesverwerking bij kinderen. Besproken is hoe rouwtaken in feite bovenop de ‘normale’ ontwikkelingstaken gestapeld worden en hoe kinderen onder invloed van cognitieve, emotionele en sociale verworvenheden soms de rouwtaken deels opnieuw doorlopen. Ook zijn we ingegaan op de omschrijving van ‘Persistent Complex Bereavement Disorder’ zoals die recent is opgenomen in de DSM-5 . Omwille van de leesbaarheid in deze bijdrage hebben we deze benoemd als Gecompliceerde Rouw (GR). Vervolgens is stilgestaan bij een cognitief gedragstherapeutisch model van GR en de diagnostiek van GR rouw. Tot slot bespraken we de behandeling RouwHulp die voortkomt uit het model. Deze interventie is in twee bescheiden pilotstudies onderzocht op haar uitvoerbaarheid en potentiële effectiviteit (Spuij, Van Londen-Huiberts & Boelen, 2013; Spuij, Dekovic & Boelen, in druk). Op basis van beide studies kan geconcludeerd worden dat een cognitief gedragsmatige behandeling van kinderen en jongeren met rouwgerelateerde problemen tot een reductie leidt van symptomen. Verder onderzoek is echter noodzakelijk.
Samenvatting: In dit artikel wordt de gezinscreatieve methode (GCT) beschreven. Een methode gericht op ouderbegeleiding en systeembeïnvloeding van ouders met hun kinderen, gebaseerd op de grondbeginselen van de creatieve therapie beeldend, de gezinstherapie, ouderbegeleiding en communicatie- en emancipatorische leertheorieën. De behandeling vindt gefaseerd plaats en lijkt effectief te zijn.
Samenvatting: Ouder Kind Interactie Bewegingsspel (OKI-B) is een recent in Nederland ontwikkelde kortdurende, ervaringsgerichte behandeling voor opvoeders en kinderen tot en met acht jaar met hechtingsproblemen. De behandeling richt zich door middel van bewegingsspel en videofeedback op het vergroten van de sensitiviteit van de opvoeder en de responsiviteit van het kind. De nadruk ligt op het samen en spelenderwijs bewegen van opvoeder en kind. Om na te gaan of deze behandeling effectief is, is een pilot onderzoek uitgevoerd. Bij 25 opvoeders en kinderen is een voor- en nameting verricht op basis van video-materiaal en vragenlijsten. Na gemiddeld elf spelsessies blijkt de sensitiviteit van de opvoeder significant toegenomen, evenals de responsiviteit van het kind. Daarbij zijn de gedragsproblemen van de kinderen afgenomen. Gezien de resultaten is OKI-B een hoopvolle nieuwe behandeling voor de jeugdzorg. Een grootschaliger studie is nodig om de bevindingen te bevestigen.
Westerse begrippenkaders zoals de hechtingstheorie van Bowlby (1969) en diagnosemodellen zoals de DSM, beperken de therapeut vaak tot het stellen van een diagnose en opstellen van een behandelplan op basis van de individuele cliënt. Door deze benadering heeft men het bredere familiesysteem meestal niet in het vizier, terwijl in de familie over meerdere generaties vaak zowel de wortels van klachten te vinden zijn als oplossingsstrategieën die kunnen bijdragen aan de behandeling. Het kan dan ook van belang zijn om te onderzoeken op welke wijze de (groot)familie van de cliënt is georganiseerd en welke cultuur en historie ze bij zich draagt. Het Beschermjassenmodel biedt zowel een theoretisch kader als praktische instrumenten om de behandeling volgens deze uitgangspunten systemisch vorm te geven.
Lees het hele artikel gratis