Signs of Safety bij multiprobleem-gezinnen in een gedwongen kader
Uit: Tijdschrift voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie 3 2008
‘The map is not the territory’ (Korzybski, 1933); het terrein van de oplossingen staat op de kaart – net als die van de problemen, maar we kunnen het alleen ontdekken door oplossingsgericht te werken.
Inleiding
De gebeurtenissen rondom de zaak Savannah, de rechtszaak tegen de gezinsvoogd, het vonnis en de uitspraak van de rechter hebben de gemoederen binnen de jeugd-zorg lange tijd beziggehouden. Ook andere zaken waarbij kinderen zijn overleden door tekortschietende zorg van ouders verschijnen vaker in het nieuws. De dilemma’s waarover wordt gesproken betreffen de taken en verantwoordelijkheden van de Bureaus Jeugdzorg versus de individuele gezinsvoogd, maar ook die van de individuele jeugdzorgwerker en GGZ-behandelaar. Mede als gevolg van deze gebeurtenissen staan in de politiek en de stadsregio Amsterdam kindermishandeling, veiligheid van kinderen en multiprobleem-gezinnen hoog op de agenda. Minister Rouvoet heeft onlangs het ‘Landelijk Actieplan Aanpak Kindermishandeling’ (LAAK; 2008) gestart, waarbij elke jeugdzorginstelling moet zorgdragen voor de uitvoering van het protocol kindermishandeling en voor bevordering van deskundigheid bij medewerkers. De cijfers liegen er niet om, meer dan 100.000 kinderen hebben jaarlijks te maken met kindermishandeling.
Hoe draag je zorg voor de veiligheid van kinderen en wanneer grijp je in? Wat is nog toelaatbaar? Wat is beter voor kinderen: een uithuisplaatsing of groot groeien bij ouders met beperkingen in hun ouderschap, en wat is daarvoor nodig? In dit artikel beschrijven we aan de hand van casuïstiek de methodiek van ‘Signs of Safety’. Deze methodiek helpt professionals om met ouders in gesprek te komen over het thema van (on-)veiligheid zonder ze te beschuldigen.
Zorglijn Psychiatrische Gezinsbehandeling
Gezinnen die bij de zorglijn Psychiatrische Gezinsbehandeling (PGB) worden aangemeld, hebben veelal problemen op meerdere levensgebieden tegelijk, zoals psychiatrische problematiek (of een vermoeden daarvan) bij ouders en/of kinderen, relatieproblemen tussen ouders en/of kinderen, en problemen rond geld, werk of huisvesting. De kinderen die opgroeien binnen deze gezinnen lopen risico’s in hun ontwikkeling en hun veiligheid. Regelmatig is er bij aangemelde gezinnen sprake (of vermoeden) van kindermishandeling. Er is daarnaast meestal een juridische maatregel in de vorm van een Ondertoezichtstelling (OTS). Gezinsvoogden zijn dan ook de belangrijkste verwijzers en de hulpverlening vindt plaats binnen een gedwongen kader. Er wordt nauw samengewerkt met Bureau Jeugdzorg en andere hulpverleners die betrokken zijn bij het gezin.
Binnen de zorglijn PGB is kennis en ervaring opgebouwd over gezinnen waar niemand eigenlijk meer goed raad mee weet. Gezinnen waar de ouders het besef van invloed op hun kinderen zijn kwijtgeraakt en die - net als de hulpverlening - terecht-gekomen zijn in een spiraal van machteloosheid. De problematiek in de gezinnen maar ook in het grotere systeem van familie, vrienden, school en andere hulp-verlening is complex. Mede daarom vinden wij het belangrijk om voorafgaand aan de behandeling de context ervan te verhelderen.
De zorglijn bestaat uit een polikliniek, dagbehandeling en kliniek. Als een gezin in dagbehandeling is, dan slaapt het gezin thuis en komt drie dagen per week naar de instelling voor een groepsbehandeling. Als een gezin klinisch is opgenomen, dan woont het in de kliniek. Gezinnen kunnen in de kliniek worden opgenomen als de basiszorg en veiligheid ernstig in het geding zijn. Binnen de dagbehandeling worden gezinnen behandeld als interactieproblemen centraal staan en samenhangen met individuele problematiek van kind en/of ouders.
Oplossingsgerichte systeemtherapie
Oplossingsgerichte therapie (OT) is een eenvoudig en helder model. Dit model is onder anderen beschreven door De Shazer (1991), Berg (2000), Cladder (2000), Le Fevere de Ten Hove (2000), Bannink (2006) en Isebaert (2007). De taak van de oplossingsgerichte therapeut is om cliënten te helpen hun krachten en mogelijkheden te (her-)ontdekken en gebruiken. Binnen de zorglijn PGB is het systeemdenken sterk geïnspireerd op de oplossingsgerichte therapie. Ouders die bij de zorglijn aangemeld worden, hebben bijna altijd het gevoel dat ze de invloed op hun leven en op de opvoeding van hun kinderen zijn kwijtgeraakt. Ze voelen zich zeer machteloos en roepen bij hulpverleners snel het gevoel op om zaken voor hen over te nemen. In het verleden leidde dit ertoe dat teveel voor dergelijke gezinnen werd gezorgd zonder dat er daadwerkelijk iets veranderde in hun interne locus of control.
De oplossingsgerichte therapie is vooral gericht op het idee dat ouders zelf in staat zijn oplossingen te genereren voor de problemen waarvoor ze staan. Hierdoor worden de eigen mogelijkheden weer versterkt, wat de behandelresultaten ten goede komt. Bij OT wordt gedetailleerd gevraagd naar moeilijkheden én mogelijkheden. Details helpen gezinsleden immers zicht te krijgen op alternatieven voor het verhaal van niet anders kunnen en niet anders zien. Er ontstaat zo het idee van keuzevrijheid. Anders gezegd: de therapie is erop gericht dat gezinsleden een ander verhaal, een ander narratief, over zichzelf creëren. Een verhaal waarbij er mogelijkheden zijn voor goed genoeg ouderschap en veilig opvoeden van de kinderen.
Isebaert (2007) schrijft: ‘Wanneer de diversiteit aan betekenissen in de waar-nemingsfase te zeer beperkt wordt, ligt de weg naar de pathologie open. De therapie moet daarom de keuzevrijheid herstellen, dat wil zeggen de vrijheid om uit alle mogelijke betekenissen en handelingen de meest bruikbare te kiezen.’ Het is dan ook belangrijk om de vragen zo zorgvuldig en nauwkeurig mogelijk aan te sluiten op de vragen, wensen en gedragingen van de gezinsleden, om die vervolgens om te zetten in concrete, gedragsmatige, meetbare, realistische en haalbare doelen. Haalbaar, omdat we immers leren van een succes. Dat betekent in de praktijk dat de wat grotere doelen, voor een langere termijn, ingedeeld worden in kleinere doelen. Daarbij vragen we vanzelfsprekend naar interactionele aspecten: ‘Als je kind nu doet wat jij vraagt, wat doe jij dan anders? En als jij dat andere doet, wat doet je kind dan?’ De therapeut vraagt zich steeds af van welke relatie er sprake is: een voorbijgangers-, een zoekers-, een kopers- of al een co-expertrelatie (zie figuur 1).
De interventies zijn erop gericht om de relatie naar een volgend niveau te krijgen. Het helpt daarbij om de woorden van De Shazer in gedachte te nemen: ‘go slow, go fast’; sluit aan bij het tempo van de cliënt, daarmee versnel je uiteindelijk het proces. De therapeut gaat dikwijls toch te hard, wil graag dat de doelen die hij voor ogen heeft behaald worden, en voordat hij er erg in heeft is hij deel van het gezin. Op deze manier blijft de homeostase zoals die was en ontstaat er geen nieuw verhaal. Het is nuttig om in een multidisciplinair team te werken, waarbij men elkaar alert houdt door te reflecteren, uitzonderingen op te merken, en te bekijken welke relatie men heeft ten opzichte van het gezin.
Signs of safety
De uitgangspunten van de oplossingsgerichte methodiek worden in de zorglijn PGB gebruikt en aangevuld met het model van ‘Signs of Safety’ (Turnell, 1999). Dit model maakt een beoordeling van tekenen van veiligheid en onveiligheid. Het draait nadrukkelijk om het inventariseren van gevaren en krachten. Het is ook een manier van spreken met ouders en gezinsvoogden over veiligheid en onveiligheid, waarbij het kind centraal staat. Deze manier van spreken maakt het mogelijk om in te gaan op de aspecten van onveiligheid zonder ouders te beschuldigen.
Figuur 1. Flow-chart
|
|||
Probleem of Beperking |
Probleem? |
Beperking? |
Vraag voor hulp? |
Vraag voor hulp?
|
Voorbijganger |
Ja |
Nee |
Ja
|
Ja |
Werkbare hulpvraag? |
Nee |
Werkbare hulpvraag? |
Zoeker |
Ja |
Nee |
|
||||||
|
||||||
|
Ja |
Gebruik van hulpbronnen? |
Koper |
Ja |
Nee |
Nee |
Gebruik van hulpbronnen? |
Ja |
|
|||
Co-consultant |
|
Het opbouwen van een werkrelatie met ouders die gedwongen worden hulpverlening te ontvangen of die te horen hebben gekregen dat hun kinderen mogelijk niet bij hen kunnen opgroeien, vraagt veel tijd, aandacht en expertise van de therapeut. Eerlijkheid, transparantie, betrouwbaarheid en beschikbaarheid zijn belangrijke factoren die bijdragen aan het opbouwen van een goede werkrelatie met gezinnen uit de jeugdbescherming. De stellingen en de manier van werken van de oplossingsgerichte therapeut passen naadloos in het werken met de Signs of Safety-methode. De attitudeaspecten, zoals De Jong en Berg en vele anderen beschrijven, schijnbaar simpel maar in de praktijk dikwijls ingewikkeld, zijn daarbij essentieel. Iedereen kent ze wellicht, we noemen er een paar: luisteren, non-verbaal gedrag gebruiken, sleutelwoorden van de cliënt herhalen, open vragen stellen, samenvatten, parafraseren, complimenteren, waarnemingen van cliënten bevestigen, empathie tonen, stiltes laten vallen. Daarnaast beschrijven Turnell en collega’s (2007) dat het ook van groot belang is om ondersteund te worden door een team dat: a) veel aandacht heeft voor ernstige zorgen maar ook voor veiligheidstekenen; b) gebruik kan maken van een gezamenlijk kader waarin risico’s, gevaren maar ook krachten en mogelijkheden beoordeeld worden; c) angst kan verdragen en delen; en d) waar-dering geeft voor het werk en aansturing biedt in een veilige context.
Sinds anderhalf jaar hanteren we binnen de zorglijn PGB de Signs of Safety-methode. Het is een methode waarbij met ouders, en zoveel mogelijk andere betrokkenen, dus zeker ook de gezinsvoogd, wordt gesproken over wat er in het gezin onveilig is én wat veilig is voor de kinderen. Met als uiteindelijk doel de veiligheid voor de kinderen in en rondom het gezin te vergroten en te behouden. De Signs of Safety-gesprekken kunnen op elk moment in de gezinsbehandeling plaatsvinden, liefst zo vroeg mogelijk. Sinds kort worden de Signs of Safety-gesprekken ook aangeboden als een consultatieservice voor interne en externe hulpverleners en hun cliënten. Turnell en Edwards (1999) noemen de volgende uitgangspunten:
* Respecteer cliënten, sta open voor ieders verhaal en geef hoop op verandering.
* Werk samen met het individu en niet met de mishandeling.
* Samenwerking is mogelijk, ook als er sprake is van dwang.
* Erken dat in alle gezinnen signalen van veiligheid voorkomen.
* Blijf gericht op veiligheid.
* Vraag en probeer er zo genuanceerd mogelijk achter te komen wat de gezinsleden
willen.
* Vraag naar details, daarin zitten de uitzonderingen, pijn en mogelijkheden.
* Werk stap voor stap naar haalbare doelen.
* Verzamel eerst gedetailleerde informatie voordat je een oordeel velt.
* Bied keuzes en wees ook duidelijk over zaken waarover niet onderhandeld kan
worden.
* Gesprekken over gevaar en veiligheid zijn interventies.
* Zie de uitgangspunten als een streven en wees bescheiden.
Bij al deze uitgangspunten horen veel houdingsaspecten: respect, erkennen dat ieder mogelijkheden heeft, proberen zo veel mogelijk samen te werken en daarbij je positie helder maken. Cliënten willen, schrijven Turnell en Edwards, benaderd worden als individuen, willen erkend worden in hun kwaliteiten en valkuilen, gehoord worden en invloed hebben. En cliënten willen graag dat de hulpverleners reageren en meeleven met de spanningen in het gezin. Cliënten willen bovendien graag dat hulpverleners eerlijke en duidelijke informatie geven. Duidelijk is dat een goede werkrelatie meer informatie en een completere risicotaxatie oplevert, en dat het de kansen op veiligheid voor de kinderen vergroot.
De praktijk
Dikwijls is er in eerste instantie sprake van een voorbijgangersrelatie (zie figuur 1). Dat betekent in ieder geval dat de als eerst verkregen informatie vaak beperkt is. Een voorbijganger zal nog weinig over zichzelf laten weten. De relatie zal eerst via een zoekende naar een kopende relatie moeten worden gebracht. Is er een gezinsvoogd, dan wordt die ook uitgenodigd om deel te nemen aan het gesprek. In dat eerste of soms tweede gesprek vragen we moeder, vader en de verwijzer om ook andere betrokkenen uit te nodigen. ‘U zegt dat uw moeder, de oma van de kinderen, uw zus en uw buurvrouw en vriendin ook belangrijk zijn voor de kinderen. Hoe zou u het vinden als zij de volgende keer deelnemen aan het gesprek?’ Zo wordt vanuit de voorbijgangersrelatie toegewerkt, stapje voor stapje, naar een kopende relatie, en wordt de samenwerking met het netwerk opgestart. De praktijk leert ons (en Turnell en Edwards benadrukken het) dat een netwerk noodzakelijk is om de veiligheid van kinderen te vergroten.
Anna
Moeder Katinka en haar dochtertje Anna van anderhalf jaar zijn aangemeld voor de gezinsdagbehandeling. Moeder heeft kort samen gewoond met Rutger. Rutger heeft Anna niet erkend. Rutger zit in de gevangenis in verband met een serie inbraken. De relatie tussen Katinka en Rutger was een aaneenschakeling van geweld. Beide partners dronken veel alcohol. Katinka zegt inmiddels niet meer te drinken. Anna is een poosje geleden op de poli van een ziekenhuis behandeld in verband met een hoofdwond. Katinka zegt dat ze niet in huis was toen de hoofdwond ontstond. Ze vermoedt dat Rutger hem heeft veroorzaakt. Dat was voor haar de druppel die de emmer deed overlopen. Ze besloot met Anna naar de Blijfgroep te vluchten. Na vier maanden werd een OTS uitgesproken. Anna werd voor de weekenden geplaatst in een weekendpleeggezin. De voogd wil graag zien dat Katinka haar dochtertje rust biedt en is bezorgd over de relatie met Rutger. Het is de bedoeling dat Katinka eigen huisvesting krijgt en dat Anna ook in de weekenden bij haar verblijft. Voorwaarde voor de gezinsvoogd is dat Katinka veiligheid biedt aan Anna.
Voor de start van de dagbehandeling worden moeder en verwijzer uitgenodigd voor een Signs of Safety-gesprek. De sociotherapeutisch trainer van de gezinsdagbehan-deling en de systeemtherapeut van de dagbehandeling leiden het gesprek. Iedereen stelt zich voor. De sociotherapeutisch trainer neemt ook deel aan de gesprekken, omdat de vervolggesprekken plaatsvinden tijdens de dagbehandeling. Zij kan samen met het gezin de ideeën en plannen die uit dit gesprek voortkomen, meenemen naar de dagbehandeling. Relevant is om tijdens dit eerste gesprek het kader duidelijk te maken. Het werkt goed om daarbij de diverse elementen van de Signs of Safety (figuur 2) op een flap-over te schrijven en zo uit te leggen wat er gaat gebeuren, waar het over gaat en wat de doelen zijn. Zaak is ook om iedereen aan het woord te laten; eerst de ouders en vervolgens de voogd en andere betrokkenen.
Figuur 2. Kaart Signs of Safety
We willen graag samen met jou, Katinka, en met jullie allemaal kijken hoe het nu is met de veiligheid en de onveiligheid van Anna. We willen kijken wat het eventuele letsel bij Anna is. We willen praten en uitzoeken waar je trots op bent bij Anna en bij jezelf, als moeder. We willen praten over welke veiligheid Anna heeft gehad en nu heeft. We willen ook praten over waar jij en jullie bezorgd over zijn, voor in de nabije en de wat verdere toekomst, wat gevaarlijk, onveilig voor Anna zou kunnen worden. En we willen praten over wat jullie Anna aan veiligheid bieden en mogelijk nog meer kunnen bieden. Ook willen we graag met jou, Katinka, bekijken wat het moeilijk maakt om het veilig te krijgen of te houden, en we willen samen met jullie allemaal kijken hoe ieder het gevaar en de veiligheid voor Anna nu inschatten op een schaal van 0 tot 10, waarbij 10 heel veilig is en 0 andersom. Dat scoren gaan we echter pas doen als we eerst al die andere kopjes hebben ingevuld. Tot slot willen we kijken wat er moet gebeuren om het veilig te krijgen of te houden voor Anna. Dat is het uiteindelijke doel; veiligheid voor Anna. Is dit helder, lijkt het nuttig, zijn er vragen tot nu toe?
Zo ontstaan enkele flappen met eerst het genogram; wie is er belangrijk voor de kinderen, zowel in positieve als negatieve zin. Daaronder de kopjes (zie figuur 3):
- waar ben je bezorgd over, onderverdeeld in: letsel/schade en gevaar;
- wat werkt goed, onderverdeeld in krachten en veiligheid;
- complicerende factoren: wat maakt het moeilijk om het veilig te maken/houden
voor Anna;
- een gevaar en veiligheidsscore en een contextscore;
- en wat moet er gebeuren.
Bij dit laatste onderdeel worden ook de doelen van het gezin, de verwijzer en andere betrokkenen geformuleerd. Deze doelen worden vervolgens meegenomen naar de diverse gezinsbehandelingen: polikliniek, gezinsdagbehandeling, gezinskliniek.
Bij het stellen van de vragen aan ieder trachten we op een respectvolle, authentieke manier duidelijk te maken dat we gewoon zijn om hiernaar te vragen. De impliciete en soms expliciete boodschap is: dit is zoals we dat hier doen; we vragen naar waar uw kind en u goed in zijn en we vragen naar wat moeilijk is, we vragen naar onveiligheid en gevaar voor de kinderen en naar veiligheid voor de kinderen.
We starten met het genogram. Wie is er belangrijk voor de kinderen? Katinka noemt eerst haar moeder als belangrijk voor Anna. Ze ontving zelf geen steun van haar moeder, maar ze vindt haar wel goed als oma voor Anna. We vragen uit over wat oma voor Anna betekent en zijn nieuwsgierig naar hoe Katinka het voor elkaar krijgt om oma tegelijkertijd te zien als goed voor haar dochtertje, als niet steunend voor haarzelf. Katinka maakt duidelijk dat ze weet dat een oma belangrijk is voor kinderen en dat zij het Anna erg gunt. Vervolgens noemt ze haar eigen opa en oma als steun voor zichzelf en daarmee ook voor Anna. ’Ik kan mijn opa altijd bellen, mijn oma knuffelt me nog, en dan voel ik me rustig en, hoe zeg je dat, zachter worden. Dat voelt Anna ook, denk ik’. Ook een tante, zus van moeder, wordt genoemd als steunend.
Katinka noemt vervolgens de pleegouders als belangrijk voor Anna; de gezinsvoogd voegt daaraan toe dat als er iets met Anna is, de weekendpleegouders ingeschakeld kunnen worden. Tot slot wordt Rutger genoemd. Katinka zegt niet te weten of Rutger Anna echt wat heeft aangedaan. ‘Hij zei dat ze was gevallen en dat hij even niet oplette. Ik weet het niet, hij had in ieder geval ook moeten opletten’. Doorvragend – de ogen van Katinka staan wisselend bedroefd, alert en ontroerd – zegt Katinka dat ze niet door wil gaan met Rutger. De gezinsvoogd laat daarop direct weten bezorgd te zijn over het moment dat Rutger uit detentie komt. Hoe zal het dan met de veiligheid van Anna zijn? Hoe vasthoudend is Katinka in haar nee tegen Rutger? We vragen ons af of er al sprake is van een zoekende relatie.
Terwijl we het genogram op de flap schrijven, vullen we ook de andere kopjes in en stellen steeds expliciet de vraag: hoort dit bij kracht? Hoort dit bij letsel, schade? Hoort dit bij gevaar, bij veiligheid? Om dan vervolgens details te vragen en nog eens vragen te stellen, betrokken maar met enige distantie, vanuit een metapositie. Net als bij het oplossingsgerichte model, waarin het relevant is deskundig te zijn in vragen stellen, zo vraagt ook Signs of Safety veel aandacht voor vragen stellen. Wie, wat, wanneer, waar, hoe vaak, met wie, hoe ernstig, hoe minder ernstig. Er wordt gebruik gemaakt van circulaire vragen en schalen een cijfer tussen 0 en 10). Zo wordt een gesprek opgebouwd, wordt er contact gelegd, komt informatie en ieders verhaal op tafel en kunnen er plannen worden gemaakt.
Katinka besluit samen met de gezinsvoogd haar moeder en de zus van moeder, die het volgens Anna ook goed met haar moeder kan vinden, uit te nodigen. Een tweede gesprek wordt gepland net voor de dagbehandeling start. In dit gesprek wordt duidelijk dat Katinka haar krachten kan gebruiken om te werken aan een veilig en goed genoeg ouderschap. Ook wordt geformuleerd wat er in ieder geval moet gebeuren. Doorgaan met wat Katinka nu al aan veiligheid biedt: troosten, knuffelen, toezicht houden, hulp inschakelen als ze niet gerust is, haar opa en oma bellen als ze onrustig is. Haar tante en moeder gaan samen met Katinka straks de nieuwe woonruimte (die is er inmiddels) opknappen. We bedenken dat Katinka in ieder geval een zoekende relatie met ons heeft. Misschien zelfs af en toe een kopende.
Figuur 3 Kaart ingevuld
Krachten - Katinka is tijdens de vierde week van haar zwangerschap, toen ze merkte dat ze zwanger was, gestopt met alcohol drinken en heeft al die tijd geen alcohol meer gedronken, behal-ve tijdens oud en nieuw. Twee glazen, volgens K. en opa. - Toen K. de hoofdwond van Anna zag is ze direct naar het ziekenhuis gegaan en daarna direct naar het Blijf. - K. komt afspraken met voogd na. - K. wil voor haar kind vechten en werkt goed samen met voogd en pleeggezin, ondanks haar wantrouwen en slechte ervaring met een andere voogd - Katinka en Rutger hebben besloten dat ze niet samen verdergaan (het is niet goed voor hen noch voor Anne). |
Veiligheid - Katinka troost Anne, knuffelt haar. - Katinka zorgt dat er altijd iemand bij Anna is. - Katinka schakelt hulp in (oma, pleegouders, tante, opa en oma) wanneer ze niet gerust is hoe het met Anne gaat. - Katinka voelt zich stevig in haar nee tegen Rutger. - De voogdes ziet dat Katinka steviger is in haar nee en dat dit doorwerkt in haar rust naar Anne. |
Letsel / schade - Hoofdletsel bij Anne, poliklinisch gehecht. - Mogelijk mishandeling door vader. - Ruzies met lichamelijk geweld tussen vader en moeder (schreeuwen, schoppen, met de vlakke hand slaan van vader). Niet in het bijzijn van Anne, zegt moeder.
|
Gevaar - De voogdij is bezorgd over wat Rutger na detentie doet, m.n. naar Katinka toe. Rutger was in het recente verleden gewelddadig. - Er is een verstoorde relatie tussen Rutger en de gezinsvoogdij. - Katinka is bang dat Anne geestelijk en lichamelijk letsel heeft opgelopen door de mishandelingen en het geruzie. Oma, opa, de moeder van Katinka en tante zijn daar ook bezorgd over.
|
Wat moet er gebeuren - Katinka zou een hogere veiligheidsscore willen. Ze wil zeker een 8 bereiken. - Als het een 8 zou zijn zou Anne geen spanning meer voelen - Katinka wil doorgaan met wat op de krachten- en veiligheidschaal staat. - Ook haar kontakten met haar moeder, opa en oma en pleegouders wil ze vasthouden en blijven inschakelen voor zichzelf als moeder en voor Anne. - Katinka wil rustiger zijn tegen Anne, Wat helpt is zingen, af en toe uit gaan, met haar wandelen. - Katinka denkt dan de veiligheid van Anne in goede handen bij haar is. - Gesprekken met Rutger en zijn hulpverleners over wat er is gebeurd en agressieregulatie. - De hulpverlening slaagt erin om Rutger te betrekken in zijn vaderschap. - Na de dagbehandeling volgt nog begeleiding voor moeder in haar ouderschap, ter ondersteuning om te continueren wat ze al doet. |
Complicerende factoren - Moeder Katinka weet niet precies wat er is gebeurd met Anne. Volgens het et hoofd van Anne niet met het verhaal van vallen van Rutger. - De voogdijinstelling komt niet in gesprek met Rutger. ziekenhuis klopt de wond aan h |
Tijdens de dagbehandeling die darna start worden de doelen meegenomen en vinden er tevens enkele gesprekken met Katinka en Rutger plaats. Daarop besluit Katinka zonder Rutger verder te willen. ‘Ik geloof hem niet over Anna en ik heb hem niet nodig ook’. Rutger is boos, maar vooral verdrietig. Hij zegt geen contact meer met Katinka en Anna te willen.
De gezinsvoogdes die aan de gesprekken deelneemt, vindt dat Katinka een stuk steviger overkomt dan in het begin van het eerste Signs of Safety-gesprek. We wagen te vragen of het verbeterde contact tussen moeder en oma heeft bijgedragen aan dit besluit. Katinka zegt dat dat misschien wel zo is. Ze is blij dat Anna nu meer mensen om zich heen heeft die goed voor haar zijn en dat zij daar zelf een graantje van meepikt. Hoe is dat voor Anna? En hoe ziet de stevigheid eruit naar Anna? Hoe merkt zij dat? Wat betekent dat voor de veiligheid voor Anna?
Tijdens de gezinsdagbehandeling vinden nog een tweetal gesprekken plaats, waarbij alle betrokkenen een veiligheidsplan maken. Het lijkt daarbij essentieel dat Katinka met zowel de pleegouders als haar moeder (met behulp van opa, oma en tante) afspreekt dat zij en Anna wekelijks bij moeder eten, dat Anna om het weekend naar het pleeggezin gaat en dat Katinka zich wederom heeft aangemeld voor individuele behandeling bij de verslavingszorg.
Tot slot
Kindermishandeling komt geregeld voor en staat terecht op de politieke agenda. Met ouders spreken over kindermishandeling is moeilijk; er kunnen sterke machteloos-heidsgevoelens opkomen en de neiging bestaat om ouders te beschuldigen. Signs of Safety is een heldere, respectvolle methode om in gesprek te gaan met gezinsleden, zoals beschreven in de casus. Samen de Signs of Safety-kaart invullen is een inter-ventie, waarbij gezamenlijk gewerkt wordt aan het van binnenuit vergroten van de veiligheid van kinderen.
Binnen de zorglijn van de PGB is Signs of Safety sinds anderhalf jaar geïnte-greerd binnen de behandeling, waarbij ‘wat moet gebeuren’ als doelen worden geformuleerd en de ouder(s) (en kinderen) helpt in hun kracht te komen om de veiligheid te vergroten. Vaak is er een tijd sprake van een voorbijgangersrelatie. Voor de hulpverlener is het dikwijls balanceren tussen samenwerken en overnemen, dan wel ingrijpen. De veiligheid van de kinderen staat altijd voorop. Soms is het te onveilig en kan het kind niet thuis wonen. Bij beslissingen daarover blijft de uitspraak van Berg een rode draad: ‘Het bloed is dikker dan de hulpverlening’.
Samenvatting
de zorglijn PGB is oplossings- en gezinsgericht georiënteerd. De aangemelde gezinnen zijn vaak gezinnen met problemen op verschillende gebieden, zoals psychische, relatie-, en financiële problemen. Er zijn bij de kinderen die opgroeien binnen deze gezinnen vaak zorgen over de ontwikkeling en veiligheid. Gezinsvoogden zijn meestal degenen die verwijzen. Hulpverlening vindt dan vaak plaats binnen een gedwongen kader.
Signs of Safety is een manier van spreken met ouders en gezinsvoogden over veiligheid en onveiligheid, waarin het kind centraal staat. Deze manier van spreken maakt het mogelijk om in te gaan op de aspecten van onveiligheid zonder ouders te beschuldigen. Signs of Safety is ingebed in het oplossingsgerichte denken en de zorglijn heeft ruime ervaring hiermee. In dit artikel wordt Signs of Safety beschreven, en de inbedding binnen de zorglijn toegelicht aan de hand van een casus.
Dhr E.B. van de Kraats is systeemtherapeut/eerste behandelaar gezinsdagbehandeling/trainer solution focused therapie bij de Bascule, cluster Gezinnen, zorglijnen Psychiatrische Gezinsbehandeling en Therapeutische Pleegzorg.
Mevr. drs F.J.G. Coelman is klinisch psycholoog-psychotherapeut/clustermanager, bij de Bascule, cluster Gezinnen, zorglijnen Psychiatrische Gezinsbehandeling en Therapeutische Pleegzorg.
Dhr. dr R.J.L. Lindauer is kinder- en jeugdpsychiater/filosoof/postdoc-onderzoeker, bij het AMC-de Bascule, cluster Gezinnen, zorglijnen Psychiatrische Gezinsbehan-deling en Therapeutische Pleegzorg, en Centrum voor Traumagerelateerde Stoor-nissen bij kinderen en adolescenten.
Literatuur
Berg, I.K. (2000). Ik wil mijn kind niet kwijt. Samenwerking met ouders onder dwang van de kinderbescherming. Praktische richtlijnen voor de hulpverlening. Haarlem: De Toorts.
Bannink, F. (2006). Oplossingsgerichte vragen. Amsterdam: Harcourt Assessment.
Cladder, H. (2000). Oplossingsgerichte korte psychotherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger.
De Jong, P. & Berg, I.K. (2004). De kracht van oplossingen. Amsterdam: Harcourt
De Shazer, S. (1988). Clues: Investigating solutions in brief therapy. New York: Norton .
De Shazer, S. (1991). Putting difference to work. New York: Norton.
Isebaert, L. (2007). Praktijkboek cognitieve oplossingsgerichte therapie. Utrecht: De Tijdstroom.
Le Fevere de Ten Hove, M. (2000). Korte therapie. Handleiding bij het ‘Brugse model’ voor psychotherapie met een toepassing op kinderen en jongeren. Leuven/Apeldoorn: Garant.
Turnell, A., & Edwards, S. (1999). Signs of Safety: A solution and safety oriented approach for child protection casework. London: Norton.
Turnell, A., Elliot, S., & Hogg, V. (2007). Compassionate, safe and rigourous child protection: Practice with biological parents of adopted children. Child Abuse Review, 16, 108-119.
‘The map is not the territory’ (Korzybski, 1933); het terrein van de oplossingen staat op de kaart – net als die van de problemen, maar we kunnen het alleen ontdekken door oplossingsgericht te werken.
Inleiding
De gebeurtenissen rondom de zaak Savannah, de rechtszaak tegen de gezinsvoogd, het vonnis en de uitspraak van de rechter hebben de gemoederen binnen de jeugd-zorg lange tijd beziggehouden. Ook andere zaken waarbij kinderen zijn overleden door tekortschietende zorg van ouders verschijnen vaker in het nieuws. De dilemma’s waarover wordt gesproken betreffen de taken en verantwoordelijkheden van de Bureaus Jeugdzorg versus de individuele gezinsvoogd, maar ook die van de individuele jeugdzorgwerker en GGZ-behandelaar. Mede als gevolg van deze gebeurtenissen staan in de politiek en de stadsregio Amsterdam kindermishandeling, veiligheid van kinderen en multiprobleem-gezinnen hoog op de agenda. Minister Rouvoet heeft onlangs het ‘Landelijk Actieplan Aanpak Kindermishandeling’ (LAAK; 2008) gestart, waarbij elke jeugdzorginstelling moet zorgdragen voor de uitvoering van het protocol kindermishandeling en voor bevordering van deskundigheid bij medewerkers. De cijfers liegen er niet om, meer dan 100.000 kinderen hebben jaarlijks te maken met kindermishandeling.
Hoe draag je zorg voor de veiligheid van kinderen en wanneer grijp je in? Wat is nog toelaatbaar? Wat is beter voor kinderen: een uithuisplaatsing of groot groeien bij ouders met beperkingen in hun ouderschap, en wat is daarvoor nodig? In dit artikel beschrijven we aan de hand van casuïstiek de methodiek van ‘Signs of Safety’. Deze methodiek helpt professionals om met ouders in gesprek te komen over het thema van (on-)veiligheid zonder ze te beschuldigen.
Zorglijn Psychiatrische Gezinsbehandeling
Gezinnen die bij de zorglijn Psychiatrische Gezinsbehandeling (PGB) worden aangemeld, hebben veelal problemen op meerdere levensgebieden tegelijk, zoals psychiatrische problematiek (of een vermoeden daarvan) bij ouders en/of kinderen, relatieproblemen tussen ouders en/of kinderen, en problemen rond geld, werk of huisvesting. De kinderen die opgroeien binnen deze gezinnen lopen risico’s in hun ontwikkeling en hun veiligheid. Regelmatig is er bij aangemelde gezinnen sprake (of vermoeden) van kindermishandeling. Er is daarnaast meestal een juridische maatregel in de vorm van een Ondertoezichtstelling (OTS). Gezinsvoogden zijn dan ook de belangrijkste verwijzers en de hulpverlening vindt plaats binnen een gedwongen kader. Er wordt nauw samengewerkt met Bureau Jeugdzorg en andere hulpverleners die betrokken zijn bij het gezin.
Binnen de zorglijn PGB is kennis en ervaring opgebouwd over gezinnen waar niemand eigenlijk meer goed raad mee weet. Gezinnen waar de ouders het besef van invloed op hun kinderen zijn kwijtgeraakt en die - net als de hulpverlening - terecht-gekomen zijn in een spiraal van machteloosheid. De problematiek in de gezinnen maar ook in het grotere systeem van familie, vrienden, school en andere hulp-verlening is complex. Mede daarom vinden wij het belangrijk om voorafgaand aan de behandeling de context ervan te verhelderen.
De zorglijn bestaat uit een polikliniek, dagbehandeling en kliniek. Als een gezin in dagbehandeling is, dan slaapt het gezin thuis en komt drie dagen per week naar de instelling voor een groepsbehandeling. Als een gezin klinisch is opgenomen, dan woont het in de kliniek. Gezinnen kunnen in de kliniek worden opgenomen als de basiszorg en veiligheid ernstig in het geding zijn. Binnen de dagbehandeling worden gezinnen behandeld als interactieproblemen centraal staan en samenhangen met individuele problematiek van kind en/of ouders.
Oplossingsgerichte systeemtherapie
Oplossingsgerichte therapie (OT) is een eenvoudig en helder model. Dit model is onder anderen beschreven door De Shazer (1991), Berg (2000), Cladder (2000), Le Fevere de Ten Hove (2000), Bannink (2006) en Isebaert (2007). De taak van de oplossingsgerichte therapeut is om cliënten te helpen hun krachten en mogelijkheden te (her-)ontdekken en gebruiken. Binnen de zorglijn PGB is het systeemdenken sterk geïnspireerd op de oplossingsgerichte therapie. Ouders die bij de zorglijn aangemeld worden, hebben bijna altijd het gevoel dat ze de invloed op hun leven en op de opvoeding van hun kinderen zijn kwijtgeraakt. Ze voelen zich zeer machteloos en roepen bij hulpverleners snel het gevoel op om zaken voor hen over te nemen. In het verleden leidde dit ertoe dat teveel voor dergelijke gezinnen werd gezorgd zonder dat er daadwerkelijk iets veranderde in hun interne locus of control.
De oplossingsgerichte therapie is vooral gericht op het idee dat ouders zelf in staat zijn oplossingen te genereren voor de problemen waarvoor ze staan. Hierdoor worden de eigen mogelijkheden weer versterkt, wat de behandelresultaten ten goede komt. Bij OT wordt gedetailleerd gevraagd naar moeilijkheden én mogelijkheden. Details helpen gezinsleden immers zicht te krijgen op alternatieven voor het verhaal van niet anders kunnen en niet anders zien. Er ontstaat zo het idee van keuzevrijheid. Anders gezegd: de therapie is erop gericht dat gezinsleden een ander verhaal, een ander narratief, over zichzelf creëren. Een verhaal waarbij er mogelijkheden zijn voor goed genoeg ouderschap en veilig opvoeden van de kinderen.
Isebaert (2007) schrijft: ‘Wanneer de diversiteit aan betekenissen in de waar-nemingsfase te zeer beperkt wordt, ligt de weg naar de pathologie open. De therapie moet daarom de keuzevrijheid herstellen, dat wil zeggen de vrijheid om uit alle mogelijke betekenissen en handelingen de meest bruikbare te kiezen.’ Het is dan ook belangrijk om de vragen zo zorgvuldig en nauwkeurig mogelijk aan te sluiten op de vragen, wensen en gedragingen van de gezinsleden, om die vervolgens om te zetten in concrete, gedragsmatige, meetbare, realistische en haalbare doelen. Haalbaar, omdat we immers leren van een succes. Dat betekent in de praktijk dat de wat grotere doelen, voor een langere termijn, ingedeeld worden in kleinere doelen. Daarbij vragen we vanzelfsprekend naar interactionele aspecten: ‘Als je kind nu doet wat jij vraagt, wat doe jij dan anders? En als jij dat andere doet, wat doet je kind dan?’ De therapeut vraagt zich steeds af van welke relatie er sprake is: een voorbijgangers-, een zoekers-, een kopers- of al een co-expertrelatie (zie figuur 1).
De interventies zijn erop gericht om de relatie naar een volgend niveau te krijgen. Het helpt daarbij om de woorden van De Shazer in gedachte te nemen: ‘go slow, go fast’; sluit aan bij het tempo van de cliënt, daarmee versnel je uiteindelijk het proces. De therapeut gaat dikwijls toch te hard, wil graag dat de doelen die hij voor ogen heeft behaald worden, en voordat hij er erg in heeft is hij deel van het gezin. Op deze manier blijft de homeostase zoals die was en ontstaat er geen nieuw verhaal. Het is nuttig om in een multidisciplinair team te werken, waarbij men elkaar alert houdt door te reflecteren, uitzonderingen op te merken, en te bekijken welke relatie men heeft ten opzichte van het gezin.
Signs of safety
De uitgangspunten van de oplossingsgerichte methodiek worden in de zorglijn PGB gebruikt en aangevuld met het model van ‘Signs of Safety’ (Turnell, 1999). Dit model maakt een beoordeling van tekenen van veiligheid en onveiligheid. Het draait nadrukkelijk om het inventariseren van gevaren en krachten. Het is ook een manier van spreken met ouders en gezinsvoogden over veiligheid en onveiligheid, waarbij het kind centraal staat. Deze manier van spreken maakt het mogelijk om in te gaan op de aspecten van onveiligheid zonder ouders te beschuldigen.
Figuur 1. Flow-chart
|
|||
Probleem of Beperking |
Probleem? |
Beperking? |
Vraag voor hulp? |
Vraag voor hulp?
|
Voorbijganger |
Ja |
Nee |
Ja
|
Ja |
Werkbare hulpvraag? |
Nee |
Werkbare hulpvraag? |
Zoeker |
Ja |
Nee |
|
||||||
|
||||||
|
Ja |
Gebruik van hulpbronnen? |
Koper |
Ja |
Nee |
Nee |
Gebruik van hulpbronnen? |
Ja |
|
|||
Co-consultant |
|
Het opbouwen van een werkrelatie met ouders die gedwongen worden hulpverlening te ontvangen of die te horen hebben gekregen dat hun kinderen mogelijk niet bij hen kunnen opgroeien, vraagt veel tijd, aandacht en expertise van de therapeut. Eerlijkheid, transparantie, betrouwbaarheid en beschikbaarheid zijn belangrijke factoren die bijdragen aan het opbouwen van een goede werkrelatie met gezinnen uit de jeugdbescherming. De stellingen en de manier van werken van de oplossingsgerichte therapeut passen naadloos in het werken met de Signs of Safety-methode. De attitudeaspecten, zoals De Jong en Berg en vele anderen beschrijven, schijnbaar simpel maar in de praktijk dikwijls ingewikkeld, zijn daarbij essentieel. Iedereen kent ze wellicht, we noemen er een paar: luisteren, non-verbaal gedrag gebruiken, sleutelwoorden van de cliënt herhalen, open vragen stellen, samenvatten, parafraseren, complimenteren, waarnemingen van cliënten bevestigen, empathie tonen, stiltes laten vallen. Daarnaast beschrijven Turnell en collega’s (2007) dat het ook van groot belang is om ondersteund te worden door een team dat: a) veel aandacht heeft voor ernstige zorgen maar ook voor veiligheidstekenen; b) gebruik kan maken van een gezamenlijk kader waarin risico’s, gevaren maar ook krachten en mogelijkheden beoordeeld worden; c) angst kan verdragen en delen; en d) waar-dering geeft voor het werk en aansturing biedt in een veilige context.
Sinds anderhalf jaar hanteren we binnen de zorglijn PGB de Signs of Safety-methode. Het is een methode waarbij met ouders, en zoveel mogelijk andere betrokkenen, dus zeker ook de gezinsvoogd, wordt gesproken over wat er in het gezin onveilig is én wat veilig is voor de kinderen. Met als uiteindelijk doel de veiligheid voor de kinderen in en rondom het gezin te vergroten en te behouden. De Signs of Safety-gesprekken kunnen op elk moment in de gezinsbehandeling plaatsvinden, liefst zo vroeg mogelijk. Sinds kort worden de Signs of Safety-gesprekken ook aangeboden als een consultatieservice voor interne en externe hulpverleners en hun cliënten. Turnell en Edwards (1999) noemen de volgende uitgangspunten:
* Respecteer cliënten, sta open voor ieders verhaal en geef hoop op verandering.
* Werk samen met het individu en niet met de mishandeling.
* Samenwerking is<