Als je een schip wilt bouwen
Trommel dan geen mensen op om hout te verzamelen
Ga geen werk verdelen en geef geen orders
Leer hen in plaats daarvan te verlangen naar de eindeloze zee

(A. de Saint Exupéry, Citadelle (1948) / The Wisdom of the Sands)


De Franse schrijver en piloot Antoine de Saint-Exupéry (1900-1944) verwonderde zich levenslang over het feit dat de kinderlijke fantasie bij de meeste volwassenen was verdwenen. Oplossingsgerichte therapie (OT) gebruikt eigenlijk die kinderlijke fantasie om met cliënten te komen tot de oplossing van hun probleem, of beter gezegd, te komen tot de ‘gewenste situatie’. Door een cliënt te laten verlangen naar zijn gewenste situatie en deze concreet voor te stellen, onderneemt hij stappen om die te realiseren.

     Eerst wil ik u een paar vragen voorleggen. Wat is eigenlijk úw gewenste situatie in het werken met kinderen en ouders ? Stel dat u de ideale situatie in uw werk bereikt zou hebben; wat zou dan uw ‘eindeloze zee’ zijn? En als u die zee zou beschrijven, hoe zou die er dan uitzien, wat zou er dan anders zijn, waar zou u dat aan merken? En wat nog meer? En hoe zouden de ouders en de kinderen waarmee u werkt dat merken? En waar aan nog meer? En wat zou u vervolgens aan hén merken? En op een schaal van 0 tot 10, en 10 zou de ideale situatie zijn, wat heeft u dan nú voor cijfer? Wat maakt dat u dit cijfer nu (al) heeft? En wat nog meer?

     Door te fantaseren over de gewenste situatie deze zo concreet mogelijk voor te stellen en te visualiseren, wordt duidelijk waar men naar verlangt. Door zowel de huidige situatie als de gewenste situatie weer te geven met een cijfer op een tien-puntsschaal visualiseert men wat men al heeft gerealiseerd van de gewenste situatie en wat er nog nodig is om deze te bereiken.

     Binnen de kinder- en jeugdpsychotherapie zullen gewenste situaties van de verschillende collega's op elkaar lijken: we zijn allemaal op zoek naar effectieve vaardigheden, methodieken en theorieën om samen met ouders en kinderen te onderzoeken hoe zij een beter en gelukkiger leven kunnen leiden. U bent daar vast allang mee bezig: op uw eigen manier, met een methode en een stijl waarvan u in de praktijk merkt dat die meestal werkt. Oplossingsgerichte therapie is ook een methodiek die kan werken. Mijn collega psychotherapeut Annemiek Wijtenburg en ik hebben deze methodiek de afgelopen tien jaar als zeer nuttig ervaren en zijn die steeds consequenter gaan toepassen in de praktijk. Regelmatig zagen wij bij ouders en kinderen kleine wonderen gebeuren wanneer wij hen vroegen naar hun gewenste situatie.

     In dit artikel schets ik een beeld van de oplossingsgerichte therapie. Ik wil u vragen om tijdens het lezen te kijken naar de aspecten die voor u nuttig zouden kunnen zijn. Ongetwijfeld hebt u al voor veel situaties met uw cliënten prima oplossingen gevonden; de oplossingsgerichte therapie wil de suggestie vermijden dat het een methode is die voor alles en iedereen werkt. Paul Watzlawick (1974) formuleerde dit als volgt: ‘The belief that one's own view of reality is the only reality is the most dangerous of all delusions’.

     Dit artikel geeft een beschrijving van de achtergrond, het ontstaan en de specifieke kenmerken van de oplossingsgerichte therapie. De techniek waarbij een kind twee tekeningen van zichzelf maakt illustreert een oplossingsgericht therapie-proces. Daarna volgt een beschrijving van hoe deze therapie kijkt naar het type cliënt, naar interventies en naar het therapeutische proces. Enkele voorbeelden over kinderen en ouders zullen dit illustreren. Dit artikel is voor een groot deel gebaseerd op de uitgangspunten van Het Brugse Model, zoals het Korzybski Instituut in België dat ontwikkelde op basis van de Solution Focussed Therapy. Het Brugse Model kan worden omschreven als systemische oplossingsgerichte psychotherapie (Le Fevere Ten Hove, 2000).

 

Oplossingsgerichte therapie

Oplossingsgerichte therapie staat al geruime tijd in Nederland in de belangstelling. Cladder (1999) en het Korzybski Instituut (opleidings- en onderzoekscentrum inzake systemische oplossingsgerichte psychotherapie te Brugge, België) introduceerden de methode hier in de jaren negentig. Inmiddels wordt de methode toegepast door verschillende disciplines in verschillende settings, zoals scholen, maatschappelijk werk, GGZ-instellingen, crisisdiensten, bedrijven, de Raad voor de Kinderbescher-ming en instellingen voor licht verstandelijk gehandicapten. In het vorige nummer beschreven Peter Stam en Fredrike Bannink (2008) hoe de Jeugdzorg Drenthe zowel qua behandelaanbod als in de organisatievorm gekozen hebben voor de oplossings-gerichte methodiek.

     Bij wie nog niet met deze methodiek heeft gewerkt leeft soms de verwachting dat oplossingsgerichte therapie een eenvoudig aan te leren model is, dat in korte tijd voor oplossingen zorgt en waar men niet mag praten over het probleem. Men veronderstelt dat deze therapie veel overeenkomsten vertoont met andere methodieken die competentiegericht zijn en dat de nadruk ligt op veel positieve feedback geven. Wie zich verdiept in de oplossingsgerichte therapie komt er gaande-weg achter dat die zich radicaal onderscheidt van andere methodes en dat het oplossingsgerichte denken en handelen minder gemakkelijk en simpel toe te passen valt dan men dacht. Dit is het gevolg van het feit dat het oplossingsgerichte model haaks staat op het medisch model en het oorzaak-gevolgdenken heeft losgelaten.

     Niet alleen in de GGZ is het oorzaak-gevolgmodel het meest gehanteerd, eigen-lijk is het hele westerse denken gebaseerd op de gedachte dat je eerst de oorzaak van iets moet weten, voor er iets kan worden gerepareerd. In deze lineaire manier van denken is het vaststellen van de oorzaak een voorwaarde voor de behandeling of oplossing. In de oplossingsgerichte methode wordt juist uitgegaan van circulair denken: iets is nooit alleen een oorzaak of gevolg. Binnen de totale werkelijkheid heeft alles invloed op alles. Voor het werken met kinderen, jongeren en ouders betekent dit dat elk gezinslid van een (gezins-)systeem beïnvloed wordt door de andere gezinsleden, maar zelf ook voordurend de andere gezinsleden beïnvloedt. Bepaald gedrag van een gezinslid is nooit alleen een oorzaak of een gevolg.

     In het circulaire denken hebben de begrippen oorzaak en schuld geen relevantie. Niemand krijgt de schuld toegewezen omdat niemand alleen verantwoordelijkheid draagt voor een relatie of gedrag. Ieder lid van het systeem heeft invloed op het gezinssyteem en de anderen. Wanneer men circulair denkt, beschouwt men ook alle andere processen die een rol spelen binnen de therapeutische situatie op deze wijze: het proces tussen het gezinssysteem en de buitenwereld, op het (veranderingsproces)proces tussen voelen, denken en doen bij een cliënt, en op het therapeutisch proces tussen de cliënt en de therapeut.

 

Achtergrond en ontstaan

Oplossingsgerichte therapie is ontstaan uit de traditie van het strategische gezins- en systeemdenken. Aan de oorsprong daarvan ligt het werk over communicatie van Gregory Bateson (1979). In deze stroming stond gedragsverandering centraal, meer dan het begrijpen van het gedrag, en ging men uit van circulariteit in plaats van causaliteit. Ook de visie op psychotherapie van Milton Erikson (Haley, 1973; Zeig & Lankton, 1988) beïnvloedde de oplossingsgerichte therapie. Belangrijk uitgangspunt van Erikson was dat ieder persoon uniek is en dus een aparte theorie zou vergen. Het circulaire denken, het feit dat voor iedere cliënt een unieke theorie nodig is en de focus op gedragsverandering, zijn belangrijke kenmerken van de oplossingsgerichte therapie.

     De grondleggers van OT waren Steve de Shazer (1984; 1985; 1988; 1991; 1994) en Insoo Kim Berg (2000; 2002; 2004). De Shazer en Berg waren ontevreden over het effect van reguliere methodieken en onderzochten in het ‘Brief Therapy Centre’ in Milwaukee op welke manier mensen geactiveerd konden worden bij het zoeken naar hun eigen unieke oplossingen. Zorgvuldig bestudeerden ze therapiesessies en ontdekten dat cliënten vier keer zoveel over oplossingen, veranderingen en hulpbronnen spraken door een bepaalde manier van vragen:

- Uitlokkende vragen: ‘wat wilt u in plaats van dit probleem? Wat is  beter?’

- Het vragen naar details: ‘wat deed u precies toen het beter ging?’

- Het stellen van belonende vragen: ‘hoe is u dat gelukt?’

 

Deze vragen vormen nu de basis voor de oplossingsgerichte methodiek.

 

Kenmerken van de methodiek

Volgens de oplossingsgerichte methodiek is het meestal niet nodig de oorzaak van een probleem te kennen om tot een oplossing of een behandeling te komen. OT richt zich daarentegen op dop e oplossing ofwel de gewenste situatie en analyseert situaties waarin het probleem er niet is (uitzonderingen). Tevens identificeert men hulpbronnen: gedachtes en gedragingen waarover de cliënt zelf controle kan uit-oefenen en die bijdragen aan het realiseren van de gewenste situatie. Door dit proces wordt cliënt en therapeut duidelijk waar de cliënt naartoe wil in plaats van waar de cliënt vanaf wil. Er wordt geen probleem opgelost, maar er wordt een oplossing gecreëerd. Insoo Kim Berg noemde dit ‘solution building’.

     Men zou vraagtekens kunnen zetten bij de term oplossingsgerichte therapie: deze term impliceert toch een lineaire relatie met het probleem. En zoals Steve de Shazer (1985) al stelde: ‘De klasse van problemen behoort niet tot de klasse van oplossing-en.’ Een term als ‘solution building therapy’ geeft mogelijk beter de essentie van de methodiek weer, en benadrukt de circulariteit. Binnen OT zijn meerdere processen te onderscheiden waarbij de therapeut de cliënt verleidt naar een proces van circulari-teit.

Enkele voorbeelden:

* Het proces waarbij de cliënt zijn probleem vertaalt naar de gewenste situatie.

* Het proces van een ongelijkwaardige therapeutische relatie (therapeut is expert en cliënt is onwetend) naar een meer gelijkwaardige therapeutische relatie; (cliënt is expert van zijn visie op het probleem en de gewenste situatie).

* Het proces van lineair denken ten aanzien van gevoel, denken en handelen naar proces van circulair denken, waarbij al deze aspecten invloed op elkaar hebben.

* Het proces van een vooral externaliserende of internaliserende visie naar een visie waarbij interne en externe factoren elkaar continu beïnvloeden

 

Ter illustratie: een kindertekening

Eén manier om oplossingsgericht te werken met kinderen is om het kind te vragen zichzelf eerst te tekenen zoals het nu is (probleem links op een blad) en vervolgens zoals het zou zijn als alles waar hij/zij zich zorgen over maakt opgelost zou zijn ( de gewenste situatie rechts op een blad). Vervolgens kan de therapeut vragen wat er allemaal anders is op de rechtertekening. Waar zou het kind allemaal aan merken dat zijn problemen zouden zijn opgelost en hoe zou iedereen om hem heen dat merken? Om bij het voorstellen van de gewenste situatie zo min mogelijk gehinderd te worden door lineaire verbanden, worden probleem en gewenste situatie eerst losgekoppeld. De therapeut verleidt het kind om tot een circulaire beschrijving te komen van de gewenste situatie.

 

 
 


Onderstaande tekening is gemaakt door een elfjarige jongen die door zijn ouders aangemeld werd met slaapproblemen en een sombere stemming. De jongen formuleerde het probleem als: ‘Als ik beter kan slapen voel ik mij beter en kan ik meer doen.’ Hij beschreef zijn gewenste situatie als volgt: ’Dan zou ik altijd goed slapen, dan zou ik meer doen, zou ik mij niet meer vervelen, dan zou ik niet meer zo nadenken over het slapen. Als ik dan een nare gedachte zou hebben dan zou ik even naar mijn vader of moeder gaan, dan zou het op school wat makkelijker gaan, sneller mijn werk afmaken, dan zou ik meer met mijn broertjes doen, en zou ik het niet zo erg vinden als ik op mijn kop krijg van de meester.’ Zijn ouders zouden het aan hem merken doordat hij vrolijker zou zijn, meer droge humor zou laten zien en hij zich minder zou vervelen. Daardoor zou hij zich ook weer wat beter voelen.

 

Daarna vraagt de therapeut het kind een weg te tekenen tussen beide tekeningen (recht, kort, lang, kronkelig). Door de linker- en de rechterfiguur aan elkaar te koppelen suggereert men weer een nieuwe verbinding tussen probleem en (circulair beschreven) gewenste situatie. De weg creëert perspectief en hoop voor het kind: er is een weg van de linkerfiguur naar de situatie aan de rechterkant, helemaal nadat het kind de rechterfiguur al beschreven heeft.

     Daarna vraagt de therapeut het kind op de weg aan te geven waar het zich nu bevindt. In 99% procent van de gevallen zal het kind een punt op de weg aanwijzen dat verder naar rechts ligt dan de linkerfiguur. Desgevraagd zal het kind kunnen uitleggen dat er al eens uitzonderingen zijn geweest op het probleem Ook kan het kind uitleggen welke hulpbonnen hij al kan identificeren in deze situaties en welk effect dit heeft op de omgeving. Hij zal kunnen uitleggen wat het verschil zou kunnen zijn met een klein stapje verder op de weg richting de gewenste situatie.

     De circulaire processen binnen de oplossingsgerichte therapie worden duidelijk: het kind gaat van een vaak lineaire visie op het probleem naar een circulaire visie op de gewenste situatie. In het bovenstaande voorbeeld gaat de jongen van ‘ik moet goed slapen om mij beter te voelen, en dan doe ik meer dingen,’ naar ‘als ik mij beter voel dan denk ik minder aan het slapen, doe ik meer leuke dingen, ga ik naar mijn ouders als ik mij niet lekker voel, maak ik op school mijn werk af, en slaap ik beter.’ Hij gaat in de relatie met de therapeut van een onwetende partij naar de rol van expert inzake zijn eigen gewenste situatie: terwijl de ouders en de jongen verwachten dat de therapeut met de oplossing komt voor het slaapprobleem, worden de cliënten de experts van hun eigen gewenste situatie en daarmee van de oplossing.

     Bij deze techniek is ook goed te zien dat de probleemsituatie uiteindelijk de uitgangspositie wordt voor de gewenste situatie: de paar nachten dat het wel eens goed gaat met slapen worden het startpunt van de gewenste situatie. Het gebruik van schalen, in bovenstaand voorbeeld ‘de weg’, is een frequent gebruikte techniek in de oplossingsgerichte methodiek.

 

De cliënten en de interventies

De oplossinggerichte methodiek maakt onderscheid in een aantal fases waarin de cliënt zich kan bevinden. Het Brugse model onderscheidt vier soorten cliënten. De cliënt heeft in elke fase een andere benaming: voorbijganger – zoeker – koper –

co-therapeut. Het is belangrijk deze verschillende fases niet te beschouwen als hiërarchisch of statisch, maar ze te zien als onderdeel van een proces waarin de cliënt zich bevindt en heen en weer beweegt. De therapeut probeert zijn interventies zo goed mogelijk op deze fase aan te sluiten en de cliënt daarmee te stimuleren zich verder in het proces te ontwikkelen. Het tempo van dit proces en de mate van progressie verschilt in grote mate bij cliënten. Het komt voor dat de ene cliënt binnen één gesprek een proces doormaakt van voorbijganger tot koper, terwijl de ander daar een jaar voor nodig heeft, en weer een ander voorlopig alleen de mogelijkheden heeft de zoekersfase te bereiken.

     Het mandaat van de cliënt is een belangrijk kenmerk van de verschillende fasen. Mandaat is de bevoegdheid om in naam van een ander te handelen, maar zonder de daarbij horende verantwoordelijkheid. Een mandaatgever houdt zijn eigen verant-woordelijkheid. Dit in tegenstelling tot delegeren. In OT is dit een belangrijk onderscheid: de therapeut krijgt een bepaald mandaat van de cliënt om te helpen zoeken naar (en het bewust maken van) het eigen gedrag in de gewenste situatie. Daarbij blijft de cliënt (eind)verantwoordelijkheid voor het vormgeven van deze gewenste situatie en voor welke hulpbronnen hij wil gebruiken.

     Achtereenvolgens worden nu de verschillende typen cliënten besproken, waarbij aangegeven wordt hoe de interventies van de oplossingsgerichte therapeut eruit zouden zien.

 

Voorbijgangers

Cliënten die nog geen eigen probleem presenteren, nog geen wens tot verandering en nog geen hulpvraag hebben, noemt men voorbijgangers. Meestal zijn deze cliënten door anderen gestuurd. Vaak behoren kinderen en adolescenten tot deze groep. In deze situatie heeft de therapeut nog erg weinig mandaat. Oplossingsgerichte therapeuten richten zich bij deze cliënten sterk op het erkennen en valideren van de situatie dat deze cliënten nog geen eigen hulpvraag formuleren. In plaats van uit te gaan van de gewenste situatie van de cliënt zullen zij zich in het therapeutisch proces richten op de gewenste situatie van degene die de cliënt heeft gestuurd.

     Een adolescent die door zijn moeder naar de therapie is gestuurd complimenteert men voor het feit dat hij de moeite heeft genomen naar het gesprek toe te komen ondanks dat hij er de zin nog niet van inziet. De therapeut zou ernaar kunnen vragen wat heeft gemaakt dat hij dat heeft gedaan, en vervolgens zou hij kunnen vragen wat zijn moeder ervan zou merken als de gesprekken nuttig zouden zijn en wat er voor de cliënt zelf anders zou zijn als zijn moeder tevreden zou zijn. Door deze vragen maakt de therapeut een begin met een circulaire visie van de gewenste situatie, zonder het eigen gedrag van de cliënt centraal te zetten.

 

Zoekers

Cliënten die een eigen probleem presenteren, een wens tot verandering hebben, en nog in de veronderstelling zijn dat eerst de omgeving of een ander zou moeten veranderen, noemt men zoekers. In deze situatie heeft de therapeut een gedeeltelijk mandaat. Hij zal een evenwicht zoeken tussen het erkennen van het probleem enerzijds en de wens tot verandering via de ander anderzijds. De oplossingsgerichte therapeut zal het probleem erkennen en valideren en zal in het midden laten door wie of wat de gewenste situatie tot stand zal komen. Hij zal de cliënt klachten laten vertalen in wensen, en zoeken naar uitzonderingen. Daarbij laat de therapeut het aan de cliënt over of in de uitzonderingen hulpbronnen geïdentificeerd worden die leiden tot de gewenste situatie. Zo probeert men de cliënt te verleiden tot een meer circulaire visie op het aandeel van het eigen gedrag en op het gedrag van de ander in de beschrijving van de gewenste situatie.

     Aan ouders die een probleem hebben met een niet-luisterend kind gaat men na wanneer het voorkomt dat het kind beter luistert. Aan de hand van de circulaire gedragsketens analyseert men wie wat bijdroeg in die situaties dat het kind wel luisterde. Men ziet deze uitzonderingen als voorlopers van de gewenste situatie. Om de gewenste situatie helderder te krijgen kan men deze cliënten observatieopdracht-en meegeven. Zoals: zou u deze week willen opletten of u het gedrag dat u van uw kind verlangt soms al een beetje ziet?

 

Kopers

Cliënten die een eigen probleem presenteren, een veranderwens hebben en (voor een deel al) kunnen formuleren hoe het eigen gedrag eruit ziet in de gewenste situatie, noemt men kopers. In deze situatie heeft de therapeut veel mandaat en richt hij zich in het therapeutisch proces op het concretiseren van de gewenste situatie. Met deze cliënten zal men de gewenste situatie nader exploreren en concretiseren, zal men de hulpbronnen (nader) identificeren en het proces onderverdelen in kleine haalbare stappen. Men zal de cliënt verleiden om de gewenste situatie concreet en circulair te beschrijven zodat zo veel mogelijk hulpbronnen geïdentificeerd kunnen worden. Aan deze cliënten geeft men gedragsopdrachten.

     Met ouders en een kind met slaapproblemen zoekt men uit wat de gewenste situatie is en onderzoekt men wanneer er situaties zijn die al een beetje lijken op de gewenste situatie. Als het kind bij oma en met een vriendje wel goed slaapt, gaat men na of er in deze situaties hulpbronnen te identificeren zijn, bijvoorbeeld ontspanning of gezelligheid rond het slapen gaan, die ook in andere situaties toegepast kunnen worden.

 

Co-therapeuten

Cliënten die hun eigen probleem presenteren en een veranderwens hebben, en kunnen formuleren hoe het eigen gedrag eruit ziet in de gewenste situatie noemt men co-therapeuten. In deze situatie heeft de therapeut veel mandaat en kan men zich in het therapeutisch proces richten op het concretiseren van de gewenste situatie en is de relatie in principe al circulair te noemen.

 

Het therapeutisch proces

De literatuur over OT beschrijft vaak uitgebreid de technieken die in deze methode worden toegepast. Deze vaardigheden zijn een belangrijke basis voor deze methodiek: de specifieke manier van vragen, het schalen, het zoeken naar de uitzonderingen en hulpbronnen, het complimenteren en het vorm geven aan de gewenste situatie. Minder aandacht in deze literatuur is er voor de visie op het therapeutisch proces en het uitgangspunt van circulariteit, terwijl deze begrippen essentieel lijken voor het effectief toepassen van deze vorm van therapie. De oplossingsgerichte therapeut probeert het therapeutisch proces te sturen van een meer ongelijkwaardige therapeutische relatie (therapeut is expert en cliënt is onwetend) naar een meer gelijkwaardige therapeutische relatie (cliënt is expert van zijn visie op het probleem en de gewenste situatie). Ook hier is opnieuw sprake van een circulair proces: cliënt en therapeut beïnvloeden elkaar wederzijds.

     In dit proces is het aan de therapeut om de uitgangspositie van de relatie te bepalen: is de cliënt een voorbijganger, zoeker of koper? De therapeut houdt nauwlettend in de gaten welk mandaat deze cliënt hem geeft. De therapeut sluit vervolgens zo goed mogelijk aan bij het mandaat van de cliënt: bij de visie van de cliënt op het probleem en bij de visie van de cliënt op de gewenste situatie. De therapeut accepteert de uitgangspositie van de therapeutische relatie onvoorwaar-delijk als een logisch, normaal en begrijpelijk proces waarin de cliënt zich bevindt. Men gebruikt daarbij de positie van ‘not knowing’: de therapeut stelt zich op als onderzoeker in plaats van de expert die de oplossing ‘weet’.

     Het nauwgezet bepalen van de uitgangspositie van de therapeutische relatie kan soms door de therapeut ervaren worden als het benadrukken van wat de cliënt nog niet kan of wil. De OT beschouwt de uitgangspositie van de relatie als een fase waarin de cliënt zich nu bevindt en van waaruit de cliënt zich verder in kan ontwikkelen richting volgende fases.

     Zo ontstaat een perspectief dat hoop genereert, zoals wij dat eerder zagen bij het proces van de kindertekening. In dit kader zei de Shazer (1984): ‘Just take what you’ve got, no matter how incomplete and inconsistent and even incoherent it appears. You’ve got what you’ve got.’

     Het bepalen van de uitgangspositie en die vervolgens omzetten tot een perspectief waardoor de cliënt dit kan zien als het begin van een meer gelijkwaar-dige relatie, vergt veel oplettendheid (voor uitzonderingen) en acceptatievermogen van de therapeut. Over het algemeen zijn we geneigd de cliënt te overschatten in zijn startpositie en blijken we hem te snel te promoveren tot koper. Daardoor kan de cliënt het gevoel krijgen dat hij niet serieus wordt genomen in zijn probleem. Als gevolg daarvan kan het gebeuren dat de cliënt in zijn relatie met de therapeut meer aandacht vraagt voor zijn probleem door te klagen. Vanuit OT denkt men cliënten eerder te mobiliseren als men het omgekeerde doet: ‘leading from one step behind’. Indien de therapeut in staat is zo dicht mogelijk bij het mandaat en de visie van de cliënt te blijven, zal de cliënt eerder geneigd zijn dit mandaat te vergroten, zich sneller laten verleiden tot de gewenste situatie. Datzelfde geldt voor het onderzoeken van zijn eigen gedrag en mogelijke hulpbronnen.

     De therapeut tracht zo goed mogelijk de progressie van de cliënt op te merken, te benoemen en te valideren in de hoop dat de cliënt hier meer van gaat doen. Men zou kunnen zeggen dat de therapeut uiterst opmerkzaam is ten aanzien van uitzonde-ringen in de therapeutische relatie. De therapeut geeft speciale aandacht en erkenning aan die situaties waarin de cliënt meer de rol aanneemt van expert bij het identificeren van hulpbronnen en het concretiseren van de gewenste situatie.

 

Mijn eindeloze zee

Graag keer ik ten slotte terug naar de eindeloze zee van De Saint-Exupéry. Mijn eindeloze zee als psychotherapeut zou zijn dat ik in zo veel mogelijk situaties kan denken en werken vanuit de hieronder beschreven visie: ‘Deze ouders en kinderen komen bij mij omdat zijzelf of anderen mogelijkheden zien voor en verlangen naar verbetering. Er was een goede reden voor de situatie zoals die nu is en tot nog toe hebben ze gedaan wat ze konden om het vol te houden en binnen hun mogelijkheden gezocht naar oplossingen. Ze verlangen er allemaal naar om meer van hun eigen of van een gezamenlijke gewenste situatie te bereiken. Ze verlangen ernaar om meer verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen doen en laten.’ Het is de kunst voor therapeuten om dit verlangen bij cliënten op te zoeken en er bij aan te sluiten zodat zij er ook weer in gaan geloven. Maar zoals Steve de Shazer al zei: ‘It’s simple but not easy.’

 

Samenvatting

Dit artikel probeert een beeld te schetsen van de oplossingsgerichte therapie vanuit een systemisch perspectief waarbij het begrip circulariteit centraal staat. Eerst worden de achtergrond en kenmerken van oplossingsgerichte therapie besproken. De visie op de verschillende fasen waarin een cliënt zich kan bevinden komt aan de orde, evenals het therapeutische proces. Kern van het betoog is dat naast de vaak beschreven technische vaardigheden van de oplossingsgerichte therapie een systemische visie, vooral in de zin van circulariteit, essentieel is bij deze methodiek.

 

Literatuur

Allemeersch, B. (2003). Kort en Goed. Over de ontstaansgeschiedenis van de korte therapie en de oplossingsgerichte therapie. Tijdschrift Cliëntgerichte Psychotherapie 41, 261-275.

Bakker, J.M. , & Bannink, F.P. (2008). Oplossingsgerichte therapie in de psychiatrische praktijk. Tijdschrift voor Psychiatrie, 50, 55-59.

Bannink, F.P. (2005). De kracht van oplossingsgerichte therapie: een vorm van gedragstherapie. Gedragstherapie 38, 1, 5-16.

Bannink, F.P. (2006a). Oplossingsgerichte vragen:Handboek oplossingsgerichte gesprekvoering. Amsterdam: Harcourt.

Bannink, F.P. (2007a). Gelukkig zijn en geluk hebben. Zelf oplossingsgericht werken. Amsterdam: Harcourt.

Bannink, F.P. (2007b). Oplossingsgerichte therapie. Maandblad Geestelijke volksgezondheid, 62, 836-848.

Bateson, G. (1979). Mind and Nature. A necessary Unity. Toronto: Bantam.

Berg, I. K. (2000). Ik wil mijn kind niet kwijt: Samenwerken met ouders onder dwang van de kinderbescherming: Praktische richtlijn voor de hulpverlening. Haarlem: De Toorts.

Berg, I.K. & Dolan, Y. (2002). De praktijk van oplossingen. Gevalsbeschrijvingen uit de oplossingsgerichte gesprekstherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Berg, I.K. & Steiner, T. (2004). Het spel van oplossingen. Oplossingsgerichte psychotherapie voor kinderen. Amsterdam: Harcourt

Berg, I.K. & Shilts, L. (2005). Oplossingen in de klas; de Waww methode. Utrecht: BFTC & Solutions Centre.

Bertolino, B. (2003). Change-Oriented Therapy with adolescents and young adults: a new generation of respectful and effective processes and practices. New York/ London: Norton.

Cladder, H. (1999). Oplossingsgerichte korte psychotherapie. Lisse: Swets & Zeitlinger.

Davis, T. & Osborn, C. (2000). The solution-focused school counselor. New York/London: Brunner-Routledge.

Dolan, Y. (2000). Stap voor stap. Baarn: HB Uitgevers.

Dolan, Y. (2005). Omgaan met sexueel misbruik: Oplossingsgerichte therapie en Eriksoniaanse hypnose voor volwassenen. Amsterdam: Harcourt.

Duncan, B.L., Miller, S.D. & Sparks, A. (2004). The Heroic Client: A Revolutionary Way to Improve Effectiveness Through Client-Directed, Outcome-Informed Therapy. New York: Jossey-Bass Publishers.

Durrant, M. (2001). Creatieve oplossingen bij gedragsproblemen op school. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Durrant, M. (2007). Oplossingsgericht werken met jongeren en hun gezin. Een creatieve benadering van de residentiële hulpverlening. Leuven/Apeldoorn: Garant.

Fevere de Ten Hove, M. Le (2000). Korte therapie: Een leidraad bij het ‘Brugse model’ voor psychotherapie op kinderen en jongeren. Leuven: Garant.

Furman, F. (2006). De methode Kid's Skills; op speelse wijze vaardigheden ontwikkelen bij kinderen. Soest: Nelissen.

Gingerich, W.J. (2002). Solution Focused Brief Therapy: a Review of the Outcome research. Family Process, 39, 4, 477-498.

Goei, S.L. & Bannink, F.P.(2005). Oplossingsgericht werken in remedial teaching, deel 1. Remediaal, 5, 3, 19-26.

Greve, A. de (2005). Oplossingsgericht en systemisch werken in de residentiële jeugdzorg. Systeemtherapie,17, 1, 20-33.

Hillewaere, B. & Fevere de ten Hove, M. (2006a). Narratieve en oplossingsgerichte toepassingen bij genogrammen: samen hoopvolle perspectieven creëren. Systeemtherapie, 18, 2, 69-87.

Hillewaere, B. (2006b). Werken met de mogelijkheden van cliënten en gezinnen met behulp van kernkwadranten en genogrammen. Tijdschrift voor Psychotherapie, 32, 161-177.

Hillewaere, B., Van Gerwen, J., Deuss, I., Sluijter, L., Bakker, H. & Van Ekeren, C. (2007). Meer gezinnen, meer mogelijkheden, meer oplossingen. Systeemtherapie, 19, 4, 196-216.

Jacob-Doreleijers, F. (2007). Recept voor oplossingen; eetstoornissen oplossingsgericht behandelen. Amsterdam: Harcourt.

Jong, P. de & Berg, I.K. (2004). De kracht van oplossingen, handwijzer voor oplossingsgerichte gesprekstherapie. Lisse: Harcourt

Macdonald, A.J. (2007). Solution Focused Therapy. Theory, Research & Practice. London: Sage.

Metcalf, L. (1997). Parenting toward solutions; how parents can use skills they already have to raise responsible loving kids. New Jersey: Prentice Hall.

Metcalf, L. (2007). Oplossingsgerichte groepstherapie. Amsterdam: Harcourt.

O’Hanlon, B. & Bertolino, B. (1998). Even from a Broken Web, Brief, Respectfull Solution-Oriented Therapy for Sexual Abuse and Trauma. New York: Wiley.

O’Hanlon, B. & Rowan, T. (2003). Solution Oriented Therapy fot Chronic and Severe Mental Illness. New York: Norton.

Reiter, M. D. (2005). De verrassingsopdracht: een vaste oplossingsgerichte opdracht voor het gezin. Gezinstherapie Wereldwijd, 16, 3, 231-239.

Roeden, J.M. & Bannink, F.P. (2007). Handboek oplossingsgericht werken met licht verstandelijk beperkte cliënten. Amsterdam: Harcourt.

Saint-Exupéry, A. (1979). The Wisdom of the Sands. Chicago: University of Chicago.

Selekman, M.D. (1997). Solution Focused Therapy with Children. Harnessing Family Strengts for Systemic Change. New York: Guilford Press.

Selekman, M.D. (2002). Living on the razors edge: Solution Focused brief therapy with self harming adolescents. New York: Guilford Press .

Selekman, M.D. (2005). Pathways to change: Brief therapy with difficult adolescents. New York: Guilford Press .

Shazer, S. de (1984). The Death of Resistance. Family Process, 23, 79-93.

Shazer, S. de (1985). Keys to Solution in Brief Therapy. New York: Norton.

Shazer, S. de (1988). Clues: Investigation Solutions in Brief Therapy. New York: Norton.

Shazer, S. de (1991). Putting difference to Work. New York: Norton.

Shazer, S. de (1994). Words were Originally Magic. New York: Norton.

Shazer, S. & Dolan, Y. (eds.) (2007). More than miracles; the state of the art of solution-focused brief therapy. New York/London/Oxford: The Haworth Press.

Stams, G.J., Deković, M., Buist, K., Vries, L. de (2006). Effectiviteit van Oplossingsgerichte korte therapie: een meta-analyse. Gedragstherapie, 39, 81-94.

Turnell, A. & Edwards, S. (1999). Signs of safety; a solution and safety oriented approach to child protection casework. New York: Norton.

Watzlawick, P, Weakland, J.H. & Fish, R. (1974). Change: Principles of Problem Formation and Problem resolution. New York: Norton.

Whampold, B.E. & Bhati, K.S. (2004). Attending to the Omissions: A Historical Examination of Evidence-Based Practice Movements. Professional Psychology: Resarch and Practice, 35, 6, 563-570.

Wolf, E. de (2006). In: Lamers, E., Bosch, F., Hinderink, L. & Verschuren, C. (red.): Handboek psychologie in de eerste lijn. Kortdurende behandeling van veel voorkomende problemen. Amsterdam: Harcourt, 203-207.