REDACTIONEEL

Wassen in onschuld

Het is een soort ritueel op de ochtend na een vakantie met ons gezin: de auto wassen en stofzuigen in de wasstraat. Het is het ceremonieel afsluiten van de vakantie door de auto te ontdoen van koekkruimels, restjes brood, snoeppapiertjes en – na een vakantie op de Wadden – heel veel zand en natuurlijk meeuwenpoep. Niet alleen het gezin weer een frisse start, maar de auto ook.
Stralend rollen wij – de auto met mijn zoontje en mezelf erin – van de band in de wasstraat, om vervolgens onze mouwen op te stropen en de binnenkant van de auto onder handen te nemen. Poetskleding aan, poetsdoeken en sop mee. Onder het genot van een luisterboek –Juf Braaksel deel 3 inmiddels – is het poetsen een fluitje van een cent, laat staan een straf. Net op het moment dat ik dat denk, komt er een man van middelbare leeftijd in een elektrische rolstoel voorzichtig naar onze stilstaande half gepoetste auto toe gereden. Hij geeft aan dat hij geen geld heeft voor een ontbijt en dat hij zich door zijn diabetes zorgen maakt over het moeten uitstellen van een maaltijd. Meteen vervolgt hij dat hij zich schaamt, heel erg schaamt en zich een slecht voorbeeld voelt voor mijn zoontje. Met mijn blik hoop ik hem te ondersteunen, een blijk van troost te tonen, te zeggen dat het echt helemaal oké is. Stilte is nu een betere optie dan hoorbaar naar woorden zoeken. Ik geef hem een verdwaald tientje – want eigenlijk heb ik nooit meer cash mee – voor een ontbijt en wat te drinken. Verstild rijd ik terug naar huis. En vraag me af of hij ook mijn schaamte heeft gezien. Dat hij zag dat we ons beiden schamen om zo samen bij een wasstraat op zondagochtend middelen te verdelen. Er moeten toch andere mogelijkheden zijn? Iedereen zou gewoon genoeg moeten hebben. Genoeg om te leven in plaats van te overleven. Genoeg om deel te nemen in plaats van toe te kijken. Een ondersteunende blik en een tientje zijn niet genoeg. Ook ik ben schuldig en maak me schuldig aan de ongelijkheid in Nederland en daarbuiten. Gezamenlijke verantwoor delijkheid is naar mijn mening nodig om armoede als een meerkoppig monster een kopje kleiner te maken.
Vandaag is weer een nieuw begin. Het nummer dat u in handen hebt, is geheel gewijd aan armoede. Opdat u en ik vanuit onze spreekkamers armoede sneller zien, horen en voelen. En beter uitgerust zijn om dan de juiste dingen te doen.
Zoals u ziet aan het tijdschrift dat u nu in handen hebt of online leest, is het vandaag ook een nieuw begin voor het Tijdschrift Kinder- en Jeugdpsychotherapie. Vanaf dit jaar verschijnt het tijdschrift bij uitgeverij Boom, in een nieuwe vormgeving. De komende tijd zullen we ook op inhoud verder ontwikkelen. U zult dit terugzien in de nieuwe nummers. Tot slot: in de beweeglijke tijd van het afgelopen jaar wil ik ook even stilstaan. Stilstaan bij het bedanken van mensen die een grote bijdrage hebben geleverd aan dit tijdschrift. Allereerst natuurlijk grote dank aan Ramón Lindauer, die meer dan een decennium met bevlogenheid en passie voor het vak hoofdredacteur is geweest. Ook veel dank aan Henk Linse, die jaren met verve en liefde voor de inhoud de eindredactie heeft verzorgd, en aan Ariëlle de Ruijter voor haar redacteurschap.

Martine van Dongen-Boomsma hoofdredacteur