Opgroeien in armoede

Oorzaken, gevolgen en oplossingen

Nicole Lucassen en Mariëtte Lusse

SAMENVATTING
Er is overtuigend wetenschappelijk bewijs dat opgroeien in armoede samenhangt met negatieve uitkomsten in alle ontwikkelingsdomeinen van kinderen: fysiek, cognitief, emotioneel, sociaal en in het gedragsdomein. In dit artikel wordt ingegaan op wat armoede is, om wie het gaat en hoe de link tussen armoede en ontwikkeling van kinderen kan worden verklaard. De mogelijke oorzaken van armoede op maatschappelijk, persoonlijk en beleidsniveau worden beschreven evenals de gevolgen van opgroeien in armoede. Vervolgens wordt onderbouwd waarom een integrale aanpak van armoede, gericht op meerdere leefgebieden en op alle gezinsleden, effectief zou kunnen zijn en wie welke rol zou kunnen hebben in de aanpak van armoede.

Trefwoorden: armoede, kinderen, oorzaken, gevolgen, integrale aanpak

‘1 op de 13 kinderen in ons land leeft in armoede. Laten we het dáár eens over hebben.’ De slogan van deze SIRE-campagne (Sire, z.d.) diende als oproep om kinderarmoede tot een dagelijks gespreksonderwerp te maken, om zo uiteindelijk tot een structurele oplossing te komen. Ten tijde van deze campagne (2021) groeide gemiddeld 1 op 13 kinderen in Nederland op in armoede, met uitschieters in bijvoorbeeld grootstedelijke gebieden zoals Rotterdam, waar in sommige delen van wijken 1 op 3 kinderen opgroeit in armoede (Reijnen et al., 2022). Opgroeien in armoede vormt een bedreiging voor de ontwikkeling en kansen van kinderen, omdat het gevolgen kan hebben voor álle domeinen van ontwikkeling. In dit artikel zullen wij ingaan op wat armoede is, om wie het gaat, wat mogelijke oorzaken en gevolgen zijn en waarom een integrale aanpak effectief kan zijn. Hiermee leggen we een kennisbasis voor hoe kinder- en jeugdpsychotherapeuten in hun ondersteuning aan kinderen en hun gezinsleden rekening kunnen houden met de context van armoede.

Leeswijzer
Met kinderen worden in dit artikel kinderen vanaf de prenatale fase (tijdens de zwangerschap) tot aan de jongvolwassenheid bedoeld (tot ongeveer 25 jaar). Voor de leesbaarheid is ervoor gekozen om kinderen, jongeren en jongvolwassen te labelen als ‘kinderen’. Met ouders worden hier zowel biologische ouders als alle andere opvoeders binnen het gezin bedoeld. En met gezin bedoelen we een leefverband waarin een of meer volwassenen de verantwoordelijkheid dragen voor de verzorging en opvoeding van een of meer kinderen (VWS, 1996)

Wat is armoede en hoeveel kinderen treft het?

De cijfers uit de SIRE-campagne van 2021 waren gebaseerd op de benadering van armoede van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), één van de benaderingen die in den lande worden gehanteerd. Het is echter niet zo eenvoudig om precies te zeggen hoeveel Nederlandse kinderen in armoede opgroeien, want dit aantal is afhankelijk van de definitie en benadering van armoede die worden gehanteerd. We beschrijven hierna de meest gehanteerde benaderingen (Commissie Sociaal Minimum, 2023a).
Het CBS hanteert een ‘lage-inkomensgrens’, afgeleid van een vast koopkrachtbedrag. Voor verschillende typen huishoudens (bijvoorbeeld alleenstaanden, eenoudergezinnen, tweeoudergezinnen) geldt een andere grens, afhankelijk van het aantal mensen binnen het huishouden. Bij een inkomen onder de lage-inkomensgrens spreekt het CBS van een laag inkomen of van een armoederisico. Hoewel de bedragen regelmatig worden bijgesteld, geldt dit niet voor de opbouw van het pakket van wat als minimaal noodzakelijk wordt gezien voor een gezin of huishouden. Nieuwe inzichten hierover hebben daardoor weinig invloed op de hoogte van deze inkomensgrens.
De benadering van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) houdt hier wel rekening mee. Het SCP definieert armoede als volgt: ‘Als mensen gedurende langere tijd niet de middelen hebben voor de goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden.’ Dit betekent bijvoorbeeld dat er onvoldoende geld is voor boodschappen of voor materialen die het kind nodig heeft voor school. Armoede is hiermee niet vergelijkbaar met landen waarin hongersnood en droogte heersen (Hoff et al., 2019), maar gaat uit van ‘meedoen in de samenleving waarin je leeft’. Het SCP hanteert het ‘niet veel maar toereikend’-criterium. Deze benadering gaat uit van basis goederen die iemand zich moet kunnen veroorloven om mee te kunnen doen in de maatschappij. De benadering is gebaseerd op de minimumvoorbeeldbegrotingen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) waarin de minimale uitgaven aan basiszaken zoals voeding, kleding, persoonlijke verzorging, wonen en verzekeringen zijn opgenomen, en die ook ruimte bieden voor enige sociale participatie, bijvoorbeeld het lidmaatschap van een voetbalclub. In deze benadering wordt rekening gehouden met nieuwe inzichten over wat minimaal noodzakelijk is. Zo werd in 2010 een internetabon nement toegevoegd aan het rijtje met basisbehoeften.
De Commissie Sociaal Minimum (2023a) heeft onlangs opnieuw de vraag gesteld: ‘Welk pakket van goederen en voorzieningen hebben mensen nodig om in de huidige Neder landse samenleving rond te komen en mee te kunnen doen?’ De commissie kwam tot de conclusie dat vooral gezinnen met meerdere kinderen en/of met kinderen boven de 12 jaar met een laag inkomen de komende jaren tot honderden euro’s per maand tekort dreigen te komen.
Dan zijn er op Europees niveau nog de AROP (at risk of poverty)- en de AROPE (at risk of poverty or (social) exclusion)-indicatoren die zijn gebaseerd op een inkomen dat lager is dan 60% van het mediane gestandaardiseerde besteedbare inkomen. De mediaan krijg je door alle huishoudens op een rijtje te zetten van laag inkomen naar hoog inkomen en dan het middelste getal te nemen. Ook in deze benadering wordt rekening gehouden met hoeveel mensen er in een huishouden wonen (gestandaardiseerd).
Deze benaderingen hebben met elkaar gemeen dat ze armoede als financieel en materieel probleem zien. Opgroeien in armoede heeft echter gevolgen voor alle ontwikkelings gebieden van kinderen. Om die reden hanteren wij bij voorkeur de definitie van de Commissie van de Europese gemeenschappen (1991), die naast een gebrek aan materiële ook een gebrek aan culturele en sociale middelen benoemt:

Je leeft in armoede als je gedurende een langere tijd onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen hebt om op een manier te leven die als minimaal aanvaardbaar wordt gezien in de samenleving waarin je leeft.

Afhankelijk van welke benadering er wordt gehanteerd, is er een ander aantal kinderen dat in Nederland in armoede leeft. In 2023 varieerde dit van 1 op 7 (UNICEF Innocenti, 2023) tot 1 op 19 (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023). Ongeacht welk cijfer je hanteert gaat het om een schrikbarend groot aantal kinderen. Een veel te groot aantal kinderen, zeker als je bedenkt dat we het hier hebben over een welvarend land als Nederland.

Welke kinderen lopen risico op armoede?

Armoede komt vaker voor bij alleenstaande ouders, bij ouders die de Nederlandse taal niet voldoende beheersen (bijvoorbeeld omdat zij gevlucht of laaggeletterd zijn), bij ouders met een lichte verstandelijke beperking en bij gezinnen die leven van een uitkering. Echter, armoede komt juist ook voor onder werkende ouders: binnen een grote groep van de gezinnen die in armoede leven werkt er minimaal één ouder. Zo laten cijfers van het CBS uit 2022 zien dat 39% van de minderjarige kinderen met werkende ouders het risico op armoede had (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2023).

Oorzaken van armoede

Moeite hebben om rond te komen en in financiële bestaansonzekerheid verkeren heeft volgens de Commissie Sociaal Minimum (2023b) verschillende oorzaken, op maatschap pelijk niveau, op persoonlijk niveau en op beleidsniveau (zie ook de beknopte samen vatting in tabel 1).
Maatschappelijke oorzaken betreffen structurele ontwikkelingen zoals de toename van eenoudergezinnen (demografische ontwikkeling), automatisering van de samenleving (technologische ontwikkeling) en laagconjunctuur leidend tot werkloosheid (economische ontwikkeling). Hierbij zijn er ook tijdelijke situaties, zoals de energiecrisis waarbij de energierekening voor gezinnen aanzienlijk is verhoogd en voor velen onbetaalbaar werd. Persoonlijke oorzaken van armoede zijn bijvoorbeeld laaggeletterdheid: moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen. Vaak hebben mensen die laaggeletterd zijn ook beperkte digitale vaardigheden, waardoor bijvoorbeeld het online invullen van belastingformulieren een uitdaging is. Ook zijn er persoonlijke levensgebeurtenissen zoals het krijgen van kinderen, een (echt)scheiding, ziekte, verlies van een baan of 18 jaar (en daarmee finan cieel zelfstandig) worden.
Maatschappelijke oorzaken betreffen structurele ontwikkelingen zoals de toename van eenoudergezinnen (demografische ontwikkeling), automatisering van de samenleving (technologische ontwikkeling) en laagconjunctuur leidend tot werkloosheid (economische ontwikkeling). Hierbij zijn er ook tijdelijke situaties, zoals de energiecrisis waarbij de energierekening voor gezinnen aanzienlijk is verhoogd en voor velen onbetaalbaar werd. Persoonlijke oorzaken van armoede zijn bijvoorbeeld laaggeletterdheid: moeite hebben met lezen, schrijven en rekenen. Vaak hebben mensen die laaggeletterd zijn ook beperkte digitale vaardigheden, waardoor bijvoorbeeld het online invullen van belastingformulieren een uitdaging is. Ook zijn er persoonlijke levensgebeurtenissen zoals het krijgen van kinderen, een (echt)scheiding, ziekte, verlies van een baan of 18 jaar (en daarmee finan cieel zelfstandig) worden.

Tabel 1. Maatschappelijke, persoonlijke en beleidsmatige oorzaken van armoede (Commissie Sociaal Minimum, 2023b, p. 53)

De gevolgen van armoede voor de ontwikkeling van kinderen

Er is overtuigend wetenschappelijk bewijs dat opgroeien in armoede samenhangt met negatieve uitkomsten in alle ontwikkelingsdomeinen van kinderen: fysiek, cognitief, emotioneel, sociaal en het gedragsdomein (Cooper & Stewart, 2021; Peverill et al., 2021; Yoshikawa et al., 2012). Naarmate de financiële zorgen toenemen en kinderen langer in armoede leven zijn deze negatieve gevolgen groter. Als je als kind opgroeit in armoede heb je een grotere kans om als volwassene armoede te ervaren en een gezin te vormen waarin armoede ook een rol gaat spelen. Zo kan armoede worden overgedragen op de volgende generatie(s).
Het verhoogde risico bij opgroeien in armoede is op een aantal manieren te verklaren. Er kan sprake zijn van een tekort aan bronnen voor de stimulering van ontwikkeling van kinderen. Gezinnen die in armoede leven hebben bijvoorbeeld minder te besteden aan (gezonde) voeding, minder goede toegang tot zorg en leven vaker in een onveilige omgeving. Armoede brengt bovendien veel stress met zich mee. Dit geldt voor alle gezins leden en zelfs al voor ongeboren kinderen (Pijpers et al., 2023). Voor kinderen heeft stress een negatieve invloed op de ontwikkeling van hun brein en op hun executieve functies, zoals plannen, emotieregulatie, probleemoplossing en het werkgeheugen. Door de stress die ouders ervaren, hebben zij soms minder aandacht voor hun kinderen, wat de ouder kindrelatie in de weg zit (Kalthoff, 2020). Dit kan het risico op negatieve dynamieken binnen het gezin en blootstelling aan trauma en geweld verhogen (Peverill et al., 2021).
De link tussen armoede en ontwikkelingsuitkomsten van kinderen op gezinsniveau is op verschillende manieren theoretisch of conceptueel te kaderen. Veelgebruikte modellen zijn het investeringsmodel (investment model; beschreven in: Duncan et al., 2017), het gezins stressmodel (family stress model; Conger & Conger, 2002; Masarik & Conger, 2017) en het conceptuele model van Yoshikawa en collega’s (2012). Deze modellen doen in toene mende mate recht aan de complexiteit van opvoeden en opgroeien in armoede. Het investeringsmodel komt oorspronkelijk uit de economische discipline en gaat ervan uit dat tijd en geld bronnen vormen van investering van ouders in hun kinderen (Duncan et al., 2017). Ouders kunnen bijvoorbeeld investeren in goede huisvesting, educatie van hun kinderen, materialen in huis die ontwikkeling van kinderen stimuleren en in gezonde voeding. Ook kunnen zij investeren in tijd met hun kinderen. Deze investeringen hangen samen met de ontwikkeling van kinderen.
Het gezinsstressmodel (Conger & Conger, 2002; Masarik & Conger, 2017) laat zien hoe f inanciële problemen (een laag inkomen, het verlies van een baan) kunnen leiden tot f inanciële stress binnen het gezin. Deze financiële stress leidt tot psychologische stress bij ouders, en uit zich bijvoorbeeld in gevoelens van depressie en angst. Deze psycholo gische stress hangt aan de ene kant samen met problemen in de relatie tussen de ouders. Zo hangt een hogere mate van psychologische stress samen met meer conflict, minder ondersteuning van elkaar en minder tevredenheid over de kwaliteit van de relatie. Aan de andere kant kunnen ouders die psychologische stress ervaren minder sensitief zijn richting hun kinderen, dus minder openstaan voor signalen en behoeften van het kind en hier minder adequaat op reageren. Een hogere mate van psychologische stress hangt samen met zowel tijd als kwaliteit van betrokkenheid bij het kind. Ten slotte hangt binnen dit conceptuele model de kwaliteit van de opvoeding samen met problemen van kinderen. Wanneer ouders inconsistent of minder sensitief opvoeden (inclusief harde discipline) is er een grotere kans op het ontwikkelen van bijvoorbeeld externaliserende en internalise rende problemen, problemen op school, en fysieke of gezondheidsproblemen. Het gezinsstressmodel is ontwikkeld in de jaren tachtig van de vorige eeuw. In de afgelopen decennia hebben we geleerd dat de processen zoals beschreven in het gezins stressmodel elkaar beïnvloeden. Zo kunnen problemen in de ontwikkeling van het kind ook samenhangen met de ouder-kindrelatie en met opvoedstress die ouders ervaren. Daarnaast spelen risicofactoren en beschermende factoren een belangrijke rol (Masarik & Conger, 2017). Risicofactoren zijn factoren die risico’s op de negatieve effecten van opgroeien in armoede versterken, terwijl beschermende factoren juist bufferend kunnen werken in de link tussen opgroeien in armoede en de ontwikkeling van kinderen. Zo kan sociale ondersteuning aan ouders door bijvoorbeeld familie, vrienden of buren als beschermende factor bijdragen aan minder opvoedstress, positiever opvoeden en positieve kinduitkomsten (Morris et al., 2017).
Het gezinsstressmodel bekijkt de effecten van opgroeien in armoede vanuit het niveau van het gezin en laat daarbij ruimte voor risico- en beschermende factoren van buitenaf. Maar feitelijk speelt armoede zich op alle niveaus en systemen van de samenleving af. Het conceptuele framework van Yoshikawa en collega’s (2012) doet meer recht aan het systemische perspectief op armoede. Het model beschrijft de individuele mechanismen (bijvoorbeeld stress), relationele mechanismen (bijvoorbeeld opvoeding) en instituti onele mechanismen (bijvoorbeeld de kwaliteit van de school die kinderen bezoeken, de veiligheid van de buurt waarin zij wonen, de stabiliteit van het werk van hun ouders) waardoor armoede de ontwikkeling van kinderen kan beïnvloeden.

Integrale aanpak van armoede

Alle theoretische modellen beschrijven dat armoede begint met een laag inkomen en schetsen vervolgens de mechanismen van samenhang van armoede met ontwikkeling van kinderen. Het verhogen van het besteedbaar inkomen binnen het gezin is dus een belangrijk startpunt voor de aanpak van (kinder)armoede.
Echter, armoede gaat in een deel van de gezinnen om meer dan een gebrek aan geld. Sommige gezinnen hebben vragen op meerdere terreinen. Zo beschrijven Lusse en collega’s (2021) dat gezinnen die leven in armoede zeker behoeften of vragen hebben op f inancieel gebied (bijvoorbeeld over schulden, het verkrijgen van financieel overzicht of het verkrijgen van de benodigde materialen voor het kind, zoals een fiets of een laptop), maar dat zij daarnaast vaak meer vragen hebben, bijvoorbeeld over het vinden van een baan, het opvoeden en opgroeien tussen verschillende culturen, het vergroten van het sociale netwerk, het leren van de Nederlandse taal, en over gezondheid en huisvesting. Gezinnen kunnen dus vragen hebben op verschillende leefgebieden. Ondersteuning aan deze gezinnen zou dan ook op deze verschillende leefgebieden moeten plaatsvinden om hulpverlening effectief te laten zijn.
Deze verschillende vragen betreffen alle gezinsleden en niet alleen de primaire opvoeder binnen het gezin, in de meeste gevallen de moeder. Ook vaders hebben een belangrijke rol in de opvoeding en ontwikkeling van kinderen. Uit diverse systematische overzichtsstudies en meta-analyses blijkt dat vaders belangrijk zijn voor de gedrags- en emotionele ontwik keling van kinderen (Pinquart, 2017a, 2017b), de prosociale ontwikkeling van kinderen (Van der Storm et al., 2022), de cognitieve ontwikkeling (McWayne et al., 2013) en de fysieke ontwikkeling (Neshteruk et al., 2017). Naast vaders kunnen ook andere opvoeders een unieke bijdrage leveren: oudere broers of zussen, een opa, een tante of kennissen van het gezin. En ook kinderen hebben hun eigen vragen en ondersteuningsbehoeften, die onderge sneeuwd kunnen raken in de acute problematiek van het gezin (Lusse et al., 2021).
Een integrale aanpak binnen gezinnen in armoede zou zich dus moeten richten op meerdere leefgebieden en op alle gezinsleden. Daarnaast zijn er binnen de ondersteuning zelf enkele factoren die essentieel zijn om de ondersteuning effectief te laten zijn: een professional moet toegankelijk zijn, stresssensitief werken, het tempo en het proces van gezin centraal stellen, vertrouwen versterken en geloof in eigen kunnen vergroten (Joosse et al., 2023; Jungmann et al., 2020). In een evaluatie van de ondersteuning van gezinnen in Rotterdam die gedupeerde zijn van de toeslagenaffaire (Joosse et al., 2023) blijkt dat ouders het positief waarderen als hun coach betrokken en geïnteresseerd is, hen op een gepaste manier bejegent, goed en vooral ook zonder oordeel luistert, realistische verwach tingen schept, en als de coach samen met de ouder(s) beslissingen neemt. Kinderen geven aan dat zij behoefte hebben aan een volwassene – anders dan hun ouders – die langdurig naast hen staat en naar hen luistert (Wiersma & Van der Kooi, 2017). Ook benoemen zij dat zij zichzelf niet altijd zien als arm en niet met armoede geassocieerd willen worden (Sarti et al., 2019). Sarti en collega’s (2019) beschrijven dat de associatie met de woorden ‘arm’ en ‘armoede’ niet bijdraagt aan het verwerven van een positieve sociale identiteit of een gevoel van zelfwaarde. Kinderen zijn zich bewust van de nadelen van hun situatie, maar ze zien ook sterke punten (Sarti et al., 2019).

Wie doet wat bij kinderarmoede?

Gezien de bevindingen van de Commissie Sociaal Minimum (2023a, 2023b) is het verhogen van het besteedbaar inkomen tot een toereikend inkomen als interventie voor lage-inkomensgroepen essentieel. Dit wordt bevestigd door de theoretische modellen die de link tussen laag inkomen en armoede en ontwikkelingsuitkomsten verklaren. Ook empirisch onderzoek naar de causale link tussen inkomen en kinduitkomsten laat zien dat het een positief effect heeft op de ontwikkeling van kinderen als er meer geld te besteden is binnen een gezin (Cooper & Stewart, 2021). De overheid heeft dus een belangrijke taak, en feitelijk de meest cruciale taak, in de aanpak van armoede. Dit is zelfs een plicht, want het bieden van bestaanszekerheid is vastgelegd als inspanningsverplichting in de Grondwet en in de door Nederland ondertekende Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Commissie Sociaal Minimum, 2023a). Aangezien langdurig opgroeien in armoede een negatieve invloed heeft op alle ontwikke lingsgebieden van kinderen, kunnen ook kinder- en jeugdpsychotherapeuten een belang rijke rol spelen in het verminderen van de gevolgen van kinderarmoede en het versterken van de leefomgeving van kinderen en jongeren. Mariëtte Lusse (Hogeschool Rotterdam) en Annelies Kassenberg (Hanzehogeschool) maakten voor het sociaal domein een handreiking (Lusse & Kassenberg, 2021) met praktische handvatten om de gevolgen van armoede op de ontwikkeling van kinderen aan te pakken. Dit door: armoede te Signaleren en bespreekbaar te maken, Ondersteuning te bieden en de ontwikkeling van kinderen te Stimuleren. In het artikel ‘SOS bij kinderen die opgroeien in armoede’ verderop in dit nummer (Lusse, 2024; vanaf p. 42) wordt concreet beschreven wat kinder- en jeugdpsy chotherapeuten kunnen doen. Iedereen kan een steentje bijdragen aan de aanpak van kinderarmoede.

REFERENTIES

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). (2023). Armoede en sociale uitsluiting. Centraal Bureau voor de Statistiek.

Commissie Sociaal Minimum. (2023a). Een zeker bestaan: Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum. Rapport I.

Commissie Sociaal Minimum. Commissie Sociaal Minimum. (2023b). Een zeker bestaan: Naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum. Rapport II. Commissie Sociaal Minimum.

Commissie van de Europese gemeenschappen (1991). Eindverslag over het tweede Europese programma ter bestrijding van de armoede 1985-1989. Geraadpleegd op 2 februari 2024 op https://eur-lex.europa.eu/ legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:51991DC0029&from=HR

Conger, R.D., & Conger, K.J. (2002). Resilience in Midwestern families: Selected findings from the first decade of a prospective, longitudinal study. Journal of Marriage and Family, 64(2), 361-373. https://doi. org/10.1111/j.1741-3737.2002.00361.x

Cooper, K., & Stewart, K. (2021). Does household income affect children’s outcomes? A systematic review of the evidence. Child Indicators Research, 14(3), 981-1005. https://doi.org/10.1007/s12187-020 09782-0

Duncan, G.J., Magnuson, K., & Votruba-Drzal, E. (2017). Boosting family income to promote child development. The Future of Children, 24(1), 99-120. http://www.jstor.org/stable/23723385

Hof, S., Hulst, B. van, Wildeboer Schut, J.M., & Goderis, B. (2019). Armoede in kaart. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Joosse, H., Verhulst, J., Maat, D. de, Weeland, J., Migchelbrink, K., Lucassen, N., Buuren, A. van, Steijn, B., Harder, A., & Koopman, M. (2023). Werken aan een toekomst na de toeslagenaffaire: Inzichten en lessen uit de werkwijze en organisatie van Toeslagen010. GOVLAB010.

Jungmann, N., Wesdorp, P., & Madern, T. (red.). (2020). Stress-sensitief werken in het sociaal domein: Inzichten en praktische handvatten voor hulp- en dienstverleners. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Kalthoff, H. (2020). Opgroeien en opvoeden in armoede: Derde herziene versie. Nederlands Jeugdinstituut.

Lusse, M., (2024). SOS bij kinderen die opgroeien in armoede. Tijdschrift voor Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 51(1), 42-50.

Lusse M., & Kassenberg, A. (2021). Omgaan met kinderarmoede in het sociaal domein: Handreiking voor professionals. Hogeschool Rotterdam en Hanzehogeschool Groningen.

Lusse, M., Ree, L. van der, & Sage, K. le (2021). Rapportage integrale aanpak armoede in gezinnen. Hogeschool Rotterdam.

Masarik, A.S., & Conger, R.D. (2017). Stress and child development: A review of the Family Stress Model. Current Opinion in Psychology, 13, 85-90. https://doi.org/10.1016/j.copsyc.2016.05.008

McWayne, C., Downer, J.T., Campos, R., & Harris, R.D. (2013). Father involvement during early childhood and its association with children’s early learning: A meta-analysis. Early Education & Development, 24(6), 898-922. https://doi.org/10.1080/10409289.2013.746932

Morris, A.S., Robinson, L.R., Hays‐Grudo, J., Claussen, A.H., Hartwig, S.A., & Treat, A.E. (2017). Targeting parenting in early childhood: A public health approach to improve outcomes for children living in poverty. Child Development, 88(2), 388-397. https://doi.org/10.1111/cdev.12743

Neshteruk, C.D., Nezami, B.T., Davison, K.K., & Ward, D.S. (2017). The influence of fathers on children’s physical activity: A review of the literature from 2009 to 2015. Preventive Medicine, 102, 12-19. https://doi.org/10.1016/j.ypmed.2017.06.027

Peverill, M., Dirks, M.A., Narvaja, T., Herts, K.L., Comer, J.S., & McLaughlin, K.A. (2021). Socioeconomic status and child psychopathology in the United States: A meta-analysis of population based studies. Clinical Psychology Review, 83, 101933. https://doi.org/10.1016/j.cpr.2020.101933

Pijpers, F., Vanneste, Y., & Feron, F. (2023). Stress bij kinderen: Hoe houden we het gezond? Nederlands Centrum Jeugdgezondheid. Pinquart, M. (2017a). Associations of parenting dimensions and styles with externalizing problems of children and Adolescents: An updated meta-analysis. Developmental Psychology, 53(5), 873-932. https://doi.org/10.1037/dev0000295

Pinquart, M. (2017b). Associations of parenting dimensions and styles with internalizing symptoms in children and adolescents: A meta-analysis. Marriage & Family Review, 53(7), 613-640. https://doi. org/10.1080/01494929.2016.1247761

Reijnen, A., Looij, P. van de, & Wentink, T. (2022). Kinderen in armoede: Evaluatie van een integrale intensieve gezinsaanpak. Gemeente Rotterdam: Onderzoek en Business Intelligence.

Sarti, A., Dedding, C., & Bunders, J.F. (2019). Beyond a deficiencies approach: Towards a more integral representation of the everyday life of children growing up in contexts of poverty. Qualitative Social Work, 18(5), 818-833. https://doi.org/10.1177/1473325018768391

Sire. (z.d.). Kinderen in armoede. Geraadpleegd 14 augustus 2024 van https://sire.nl/campagnes/kinderen in-armoede

Storm, L. van der, Lissa, C.J. van, Lucassen, N., Helmerhorst, K.O., & Keizer, R. (2022). Maternal and paternal parenting and child prosocial behavior: A meta-analysis using a structural equation modeling design. Marriage & Family Review, 58(1), 1-37. https://doi.org/10.1080/01494929.2021.1927931

Tweede Kamer der Staten-Generaal. (2024). Rapport parlementaire enquête fraudebeleid en dienstverlening ‘Blind voor mens en recht’. Geraagdpleegd 13 augustus 2024 op www.tweedekamer.nl/kamerstukken/ detail?id=2024Z02942&did=2024D06757

UNICEF Innocenti. (2023). Child poverty in the midst of wealth: Innocenti Report Card 18. UNICEF Innocenti.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). (1996, 16 september). Maatschappelijke positie en de functie van het gezin. 24887 nr. 1: Brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Geraadpleegd 13 augustus 2024 op https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24887-1.html

Wiersma, M., & Kooi, C. van der (2017). Alle kinderen kansrijk: Het verbeteren van de ontwikkelingskansen van kinderen in armoede. De Kinderombudsman.

Yoshikawa, H., Aber, J.L., & Beardslee, W.R. (2012). The effects of poverty on the mental, emotional, and behavioral health of children and youth: Implications for prevention. American Psychologist, 67(4), 272-284. https://doi.org/10.1037/a0028015