Over theorie en behandeling

Workshop VKJP-congres 26 november 2021 – verslag: Marga Akkerman

 

Cecile Gunning presenteert een casus met een vader, een moeder, een baby’tje, kindje en de hulpverlener. De aanwezigen in de zaal worden in vier groepen verdeeld. Een groep ‘vader’, ‘moeder’, 'kindje’ en ‘hulpverlener’. Hen wordt gevraagd om zich in de betreffende rol te verplaatsen met daarbij ook aandacht voor de relatie tot de ander.
Het betreft Anna, bij een (schriftelijke) aanmelding 7 weken oud of 36 weken zwanger, is geboren met 29 weken, ze woog 1200 gram. Moeder heeft eerder twee miskramen gehad. Tijdens de laatste zwangerschap waren er geregeld bloedingen en vrees voor weer een miskraam. Er is een oudste dochter van ruim 2 jaar. Toen Anna voldoende gegroeid was en mee naar huis mocht, werd ze erg ziek, stopte met ademen en moest ze op de intensive care blijven. Ze mag bij aanmelding weer mee naar huis als ze voldoende aan de borst kan drinken.
Hierna wordt elke groep gevraagd wat dit verhaal oproept. Eenzaamheid en onzekerheid zijn de thema’s.

Trauma werkt relationeel
Rexwinkel (links) en Gunning over relationeel trauma.Marja Rexwinkel gaat verder, over de theorie. Zij ziet de verzorgers als bio-psychologische regulatorenOuders gaan de fysiologische processen betekenis geven, en al doende ontstaat de binnenwereld van het zich ontwikkelende kindje. Marja gaat er vanuit dat een trauma dyadisch is, ook wel triadisch als het gaat om een moeder, een vader en een kindje, dus mede bepaald door de gezinsconstructies. Trauma’s kunnen op allerlei manieren aanwezig zijn, bijvoorbeeld als bij een bevalling in de familie een moeder is overleden, of bij nare ervaringen in de eerste levensweken bij een te vroeg geboren baby. Vaak gaan we dan later, als een kind voor behandeling wordt aangemeld, bezig met individuele behandelingen. Maar trauma werkt relationeel, prenataal al. De stresshormonen in de buik zijn al dyadisch. De baby kan dan ter wereld komen met een lagere stressdrempel waardoor de baby sneller ontregeld is. Dat leidt makkelijk tot een interactie van ontregeling en disregulatie. We gaan het kind, als het ouder is, diagnosticeren op individueel niveau en we raken het dyadische en triadische kwijt. Maar ook de intergenerationele overdracht vindt plaats tussen ouder en kind. Marja legt de nadruk op onderzoek van de coregulatie in de eerste paar maanden. Is er sprake van een gespannen dan wel verstoorde ouder-kind interactie? Elke partner in die interactie gaat een negatieve interactie verwachten. En dat komt dan terecht in het impliciete geheugen. Als een kindje niet wil eten, raakt het ondervoed, maar in de coregulatie raakt ook de ouder ondervoed. Zo kunnen kind en ouder trigger voor elkaar worden voor een negatieve interactie. Belangrijk hierbij is het impliciete procedurele geheugen. De zintuigelijke ervaringen van de eerste maanden worden in het lijf opgeslagen. Die ervaringen gaan betekenis krijgen, en triggeren de traumatische ervaringen van de volwassene, met machteloosheid als kernbegrip. De ouder gaat vechten, vluchten of bevriezen, het kind reageert daar weer op en zo krijg je een cyclus van relationeel trauma.

Coregulatie blijkt niet causaal
In het IMH-centrum waar Marja en Cecile werkzaam zijn, vraagt men altijd de baby bij de oudergesprekken. De anamnese speelt zich onder je ogen af. De dagelijkse coregulatie gaat van moment tot moment en is goed zichtbaar als de baby mee is.
Wat is de essentie van een veilige relatie? Ouderschap is de cyclus van de match, de mismatch en de reparatie daarvan. Dat maakt de ouders voorspelbaar.
In de babykamer zijn spoken en engelen. De engelen zijn de hele kleine positieve ervaringen die heel belangrijk zijn om op te zoeken. Probeer die positieve ervaring ook lichamelijk in de kamer te krijgen.

Casus (2)
Cecile gaat verder met de casus. Moeder komt alleen, Anna ligt nog in het ziekenhuis, en vader moet naar zijn werk. Anna mag naar huis als ze half borstvoeding en voor de helft sondevoeding kan opnemen. Moeder wil hulp bij de borstvoeding. De therapeut laat haar uitvoerig haar verhaal vertellen. De therapeut voelt een appél op de relatie van moeder met de therapeut. Uit de zaal komen veel verschillende reacties naar voren. Veel angst en onzekerheid door eerdere ervaringen maar ook doordat de medici het beleid bepalen. Luisteren naar de moeder en haar steunen brachten haar man en haar kindje in de spreekkamer. Door zo uitvoerig naar haar te luisteren, verminderde de stress. Als de dochter gaat drinken aan de borst, is dat een teken van gezondheid van het kind. Dat verminderde de stress en de feitelijke baby kwam centraal te staan in moeders waarneming. Angst voor verlies werd vervangen door ‘misschien is het kindje er nog niet aan toe’. Zo verdwenen de spoken uit de babykamer.

Vertrouwen
Cecile benadrukt om te luisteren naar de culturele achtergrond van ouders en die te accepteren, zodat je met je eigen oordeel geen stress veroorzaakt. Maak sfeer zodat iemand kan openstaan voor reflectie en de relatie met de baby weer te ervaren. Zo kan het vertrouwen in het kindje hersteld worden. Uiteindelijk kon moeder zeggen: ik denk dat ze nog een beetje ziekjes is en ik moet vertrouwen dat het wel goed zal komen. Vader vertelt dat moeder weer gevoelens toonde voor de baby waardoor zijn eigen relatie ook verbeterde. Reparatie en verbinding, regulatie en coregulatie, de begrippen die in dit gesprek op de achtergrond aanwezig waren. Dezelfde avond dronk de baby aan de borst.

Aan het eind van hun voordracht kon je als toehoorder het gezin bijna uittekenen. Er was geen plaatje aan te pas gekomen. Chapeau!

 

Marja Rexwinkel en Cecile Gunning schreven een uitvoerig artikel over relationeel trauma in het tijdschrift Kinder- & Jeugdpsychotherapie 2 2020. Gratis voor VKJP-leden en abonnees.