“Het is misschien goed om je eens af te vragen waarom je deze jongeren niet in de praktijk voor psychotherapie ziet”, zegt Arne Popma over jongeren met ernstige gedragsproblemen die vaker te vinden zijn in een gesloten instelling van de JeugdzorgPlus of in de jeugdgevangenis (justitiële jeugdinrichting, JJI), dan in de behandelkamer van een kinder- en jeugdpsychotherapeut.

Arne Popma was gastredacteur voor dit themanummer van het VKJP-tijdschrift.Popma is expert forensische jeugd en gastredacteur van het VKJP-tijdschrift over dit thema. Hij is van mening dat deze jeugd wel degelijk in de kinder- en jeugdpsychotherapiepraktijk thuishoort. “Eigenlijk, als je naar deze problematiek kijkt, dan gaat het hier over gedachten-gevoelens-gedrag dat uit de hand is gelopen. En dat past toch bij uitstek bij het vak van de psychotherapeut.” Volgens redactievoorzitter Ramón Lindauer komen deze jongeren niet vanzelf naar de praktijk, maar worden ze vaak gestuurd. Lindauer denkt dat een psychotherapeut bij de confrontatie met deze jongeren ook zelf ontregeld kan raken, “door boos, vermanend te reageren, of angstig te worden en je misschien ziek te melden”, zo zegt hij in zijn voorwoord van het forensisch themanummer van Kinder- & Jeugdpsychotherapie. Ook hij denkt dat de kinder- en jeugdpsychotherapeut een rol kan spelen bij “het bevorderen van de kwaliteit van leven van deze vaak psychisch kwetsbare jongeren.”

Skills in de behandelkamer
Popma: “Dit tijdschrift reikt kennis aan over skills die je kunt gebruiken in de behandelkamer, hoewel ik denk dat heel veel van de behandeling van deze problemen behoren tot hetgeen je ‘gewoon’ als psychotherapeut al kan. Maar daarnaast is ‘Hoe kan ik als psychotherapeut ervoor zorgen dat deze jongeren meer bij mij terechtkomen?’ misschien wel een aardige gewetensvraag.”
En in zijn redactioneel schrijft Popma: “De bijdragen lezende van alle auteurs wordt opnieuw helder dat forensische kinder- en jeugdpsychiatrie eigenlijk onderdeel zou moeten zijn van een zogenaamde multi-tier approach, laten we het een deltaplan noemen. Behalve het vergroten van kennis en vaardigheden bij therapeuten en een brede waaier van jeugdprofessionals, opdat zij tot effectieve behandeling kunnen komen bij jongeren, zijn er een heleboel andere knoppen waaraan nog gedraaid kan worden om forensisch-psychiatrische problematiek bij kinderen en jongeren te voorkomen of ten minste snel op te sporen en te behandelen.”

Laagdrempelig
Verschillende initiatieven richten zich intussen op het toegankelijk maken van de jeugd-ggz voor deze jongeren, waarbij Headspace – het Australische initiatief van Patrick McGorry – vaak als voorbeeld dient. Bij Levvel in Amsterdam bijvoorbeeld, lopen projecten waarbij jongerenwerkers, jeugdpsychiaters, -psychologen en -psychotherapeuten in hetzelfde team laagdrempelige zorg aanbieden. “Daar is heel veel te bereiken met deze jongeren”, aldus Popma die deze samenwerking illustreert met de snelle contacten – WhatsApp en telefoon– tussen de jongerenwerkers en de specialisten bij Levvel. “Ze hebben allemaal het nummer van de contactpersoon bij Levvel op zak en als er iets is, vragen ze om even mee te kijken, en op te schalen als dat nodig is. Hun succes steunt op goede netwerken en vertrouwen in elkaar. Op die manier zijn ze ook in staat om vroeg in te grijpen.”

Bekijk het forensische themanummer van Kinder- & Jeugdpsychotherapie op de tijdschriftpagina’s van deze website.