Inleiding

Verwachtingen uit de buitenwereld sturen ons leven vrijwel voortdurend en meestal proberen we hier ook rekening mee te houden. Dit begint al in de zwangerschap, die niet voor niets wordt omschreven als ‘in verwachting zijn’. In dit stuk wil ik de mogelijke gevolgen bespreken van de vaak onbewuste verwachtingen die ouders van hun genderkinderen hebben, en onderzoeken wat dit kan betekenen voor zowel de ouders als deze kinderen.

     Al voor de geboorte laden ouders een heleboel verwachtingen op het kind; het kind is dus eigenlijk zelf ook ‘in verwachting’. Voor zover mij bekend is hier geen onderzoek naar gedaan. Toch zou je wel de hypothese kunnen verdedigen dat het opgroeien als genderkind in een wereld en gezin waarin steeds verwachtingen van het tegenovergestelde geslacht op je worden gelegd, invloed heeft op je zelfbeeld en welbevinden. Als je stilstaat bij die invloed is het op zichzelf al bijzonder te noemen dat sommige genderkinderen op zo’n jonge leeftijd al heel duidelijk en nadrukkelijk aan hun ouders kenbaar maken dat zij niet mee willen gaan met deze verwachtingen, en een uitgesproken wens uitspreken voor bijvoorbeeld kleding of speelgoed van het andere geslacht.

     De vraag is wat dit ‘in verwachting’ zijn betekent voor genderkinderen. Het kind, de baby of zuigeling die zich op dat moment nog helemaal niet bewust is van zijn gender krijgt wel al meteen een heleboel gendergerelateerde verwachtingen mee; hoe jong dan ook worden er andere verwachtingen gelegd bij meisjes dan bij jongens. ‘Hij trappelde al flink in de buik, dus dan zal het wel een voetballer worden.’ Door naamgeving, kledingkeuze, speelgoed, kamerinrichting en algemene benadering maken we als ouders en omgeving vanaf het vroege begin onderscheid tussen jongens en meisjes. Dit lijkt in de loop van de tijd alleen maar toe te nemen. Waren er vroeger alleen maar ‘genderneutrale’ luiers: nu liggen er alweer een aantal jaren meisjesluiers naast jongensluiers in de schappen; was er vroeger alleen maar ‘gewoon’ lego of playmobil; de laatste jaren wordt hier ook onderscheid gemaakt tussen ‘for girls’ en ‘for boys’.

     Het kind krijgt hiermee een onuitgesproken boodschap mee om zich aan te passen en te gedragen naar deze verwachtingen, en zal dat in de meeste gevallen ook onbewust doen. In de meeste gevallen zal deze verwachting ook overeenkomen met de onbewuste interne verwachtingen van het kind zelf, en kan er zodoende ook een veilige genderidentiteitsontwikkeling tot stand komen.

     Het bereiken van bewustzijn van genderidentiteit vereist dat kinderen begrijpen dat iedereen, waaronder zijzelf, ofwel mannelijk ofwel vrouwelijk is. Volgens de zelf-socialisatietheorie (Martin, Ruble & Szkrybalo, 2002) is het bereiken van dit begrip een mijlpaal in de genderontwikkeling van kinderen, die ook wel ‘self-labelling’ of ‘basic gender-identity’ wordt genoemd. Vanuit deze visie motiveert basisgenderidentiteit de ontwikkeling van gendertypisch gedrag. Lange tijd werd ervan uitgegaan dat kinderen dit besef vanaf 28 maanden beheersten (Fagot & Leinbach, 1989). Bij dit onderzoek moesten kinderen gendercategorieën als man/vrouw aanwijzen, wat zij pas correct konden als zij 28 maanden oud waren. Zosuls (2009) onderzocht het ontstaan van kennis over de gendercategorie door bij jonge kinderen bij te houden op welke leeftijd zij gendertypische woorden (bijvoorbeeld: ‘meisje’, ‘jongen’,) gingen gebruiken, in combinatie met analyse van spelsituatie waarbij naar voorkeur van spelmateriaal (auto of poppen) werd gekeken. Hieruit bleek dat kinderen al tussen de 18 en 21 maanden correct meerdere gendertypische woorden gebruiken, en dat er ook een relatie is tussen het correcte gebruik van deze gendercategorieën en de spelvoorkeur, waarbij jongens van 21 maanden voorkeur hebben voor auto’s en meisjes voor poppen.

 

Gefaseerde genderontwikkeling

Ontwikkelingspsychologisch onderzoek laat zien dat de genderontwikkeling een ingewikkeld proces is dat gefaseerd verloopt. Cognitief gezien leren kinderen eerst hun eigen sekse en die van anderen te identificeren. Vervolgens leren zij dat ‘gender’ stabiel is in de tijd (een jongen wordt later een man, geen vrouw). Daarna leren zij dat ‘gender’ niet afhankelijk is van uiterlijke kenmerken of van bepaalde activiteiten (een jongetje verandert niet in een meisje als hij een pruik met lang blond haar opzet of met Barbies speelt). Deze laatste fase wordt wel genderconsistentie of genderconstantie genoemd en lijkt te worden bereikt als kinderen een jaar of zes zijn.

     Kinderen van drie jaar worden onbewust ook bekend gemaakt met genderstereotypen. Zij leren bijvoorbeeld dat kenmerken als ‘groot’, ‘luid’, ‘sterk’, ‘slim’ geassocieerd worden met ‘mannelijk’, en ‘klein’, ‘zacht’, ‘slap’ en ‘dom’ met ‘vrouwelijk’. Dergelijke kennis neemt in de loop van de kindertijd alleen maar toe. Jonge kinderen zijn nogal rigide in hun denken over wat wel en niet bij de ene dan wel de andere sekse past. Pas na het zevende jaar worden zij hierin wat flexibeler. Als het kind zich een beeld heeft gevormd van genderstereotypen, dan gaan deze stereotypen de manier waarop nieuwe informatie wordt verwerkt beïnvloeden. Zo denken kleuters die een filmpje zagen waarin een vrouw piloot was achteraf dat zij een mannelijke piloot hebben gezien of dat zij een vrouw zagen die stewardess was. Ook beïnvloedt hun kennis over gender de keuzes die zij maken. Kinderen die al goed weten of zij een jongetje of meisje zijn, besteden ongeveer 80% van hun tijd met andere kinderen van dezelfde sekse; kinderen die dat nog niet goed weten doen dit voor 50% van de tijd. Ook prefereren zij dan steeds meer speelgoed dat specifiek is voor de eigen sekse, imiteren modellen die van hun eigen sekse zijn, en belonen zij vriendjes en vriendinnetjes voor het ‘juiste’ genderrolgedrag (Bussey & Bandura, 1999). Zij doen dit al op jonge leeftijd, nog voordat zij de fase van complete genderconstantie hebben bereikt.

 

Zo vroeg mogelijk begrijpelijk maken

De vraag is nu wat het zou kunnen betekenen voor een genderkind dat zich onbewust is van zijn genderidentiteit als het als meisje wordt opgevoed, terwijl zij zich als jongen voelt of vice versa: wat doet dit met hechting, ego-ontwikkeling en zelfbeeld, wat betekent dit voor ouders? Welke afweer-mechanismen hanteren genderkinderen mogelijk als zij zich ervan bewust worden dat hun eigen genderidentiteit niet overeenkomt met de verwachtingen van de omgeving? Wat doen deze verwachtingen met het zelfgevoel van genderkinderen als zij hun eigen wensen en verlangens verborgen gaan houden?

     In gesprekken met ouders horen wij vaker dat kinderen hier zelf door in verwarring kunnen raken, en mogelijk ook angst ontwikkelen voor afwijzing/liefdesverlies. Kinderen geven zelf ook aan dat zij hebben geprobeerd in de andere rol te leven om onbewust toch aan de opgelegde verwachting te voldoen. Ouders geven zelf ook dat dat zij zelf zich onthand voelen omdat zij merken dat het kind aanhoudend niet aan genderspecifieke verwachtingen van de buitenwereld voldoet. Er wordt in dit verband wel onderscheid gemaakt tussen een intern conflict (de beleving van niet voldoen aan de eigen verwachtingen op gendergebied) en een extern conflict (de beleving van het niet kunnen voldoen aan de verwachtingen die de buitenwereld stelt op gendergebied).

     De klinische praktijk laat zien welke ontwikkelingsrisico’s genderkinderen lopen. Elders in dit tijdschrift wordt hier op verschillende plaatsen nader op in gegaan. Het is zaak om zo vroeg mogelijk in de ontwikkeling van een kind onze kennis te gebruiken om genderdysforie vast te stellen en kinderen begrijpelijk te maken voor zichzelf en hun omgeving. Zij zullen daardoor veiliger opgroeien. Om de klinische praktijk te ondersteunen is meer onderzoek naar de vroege (identiteits-) ontwikkeling van genderkinderen nodig. Grondige kennis van de gevolgen van het binaire verwachtingspatroon voor kinderen die hier niet aan kunnen voldoen zal bijdragen aan een maatschappij waarin kinderen minder last hebben van onze genderverwachtingen en meer ruimte ervaren om aan hun eigen genderwensen uitdrukking te geven.

 

Samenvatting

Gefeliciteerd; het is een jongen! Met de aankondiging van het geslacht van het kind aan de ouders begint een leven voor ouders en kinderen met verschillende verwachtingen; Verwachtingen die een hoop inhouden voor de toekomst om samen jongens- of meisjes gerelateerde activiteiten te gaan ondernemen zoals voetballen met je zoon, of gaan shoppen met je dochter. Voor veel kinderen dragen deze activiteiten bij aan een identificatie als jongen of meisje waar zij zich tevreden bij voelen, maar voor veel genderkinderen groeit hierdoor het besef dat zij niet aan deze genderspecifieke verwachtingen kunnen voldoen. In dit artikel wordt onderzoekend stilgestaan bij de mogelijke betekenis en consequenties voor een genderkind wat verschil ervaart tussen de opgelegde genderverwachtingen door de omgeving en de eigen beleving van genderidentiteit en gewenste genderexpressie. 

 

Literatuur

Fagot, B.I. & Leinbach, M.D. (1989). The Young Child's Gender Schema: Environmental Input, Internal Organization, Child Development, 60 (3), 663-672.

Bussey, K. & Bandura, A. (1999). Social cognitive theory of gender development and differentiation. Psychological Review, 106 (4), 676-713.

Martin, C.L., Ruble, D.N. & Szkrybalo, J. (2002). Cognitive theories of early gender development. Psychological Bulletin, 128 (6), 903-933.

Zosuls, K.M., Ruble, D.N., Tamis-Lemonda, Shrout, P.E., Bornstein, M. & Greulich, F. (2009). The Acquisition of Gender Labels in Infancy: Implications for Gender-Typed Play. Developmental Psychology, 45 (3), 688-701.