Inleiding

De emotieregulatietraining (ERT) is een training die is ontwikkeld door medewerkers van Accare voor adolescenten met emotieregulatieproblemen (Gemert, Ringrose, Wiersema, 2007). Dit zijn bijvoorbeeld adolescenten met de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling, versterkte fase problematiek of ADHD. Voor deze patiënten, die moeilijk zijn voor zichzelf (relationele/werkproblemen), voor hun omgeving (grillig gedragspatroon, veel zorg oproepend, moeilijk te bereiken) en niet zelden ook voor hulpverleners die zich vaak machteloos voelen in het contact met dergelijke patiënten werd het bestaande behandelaanbod als ontoereikend ervaren. Op het moment dat de ERT werd ontwikkeld was er voor zover de auteurs bekend binnen Nederland geen therapievorm beschikbaar voor adolescenten met emotieregulatieproblemen. Wel was er voor volwassen borderline patiënten de Vaardigheidstraining Emotie Regulatie Stoornis (VERS), waardoor de auteurs zich hebben laten inspireren. Hoewel emotieregulatiestoornissen zowel bij mannen als bij vrouwen voorkomen en de ERT voor beide geslachten ontwikkeld is, is de ervaring dat de ERT-groepen vooral door meisjes worden bezocht.

 

Borderline persoonlijkheidsstoornis

Bij patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis staat de emotionele disregulatie op de voorgrond (Putnam & Silk, 2005). Er is sprake van stemmingswisselingen en onvoorspelbaar gedrag. Algemeen wordt aangenomen dat deze stoornis wordt veroorzaakt door enerzijds een aangeboren kwetsbaarheid in de emotieregulatie anderzijds door omgevingsfactoren (Linehan, Heard & Armstrong, 1993). De stoornis wordt significant vaker aangetroffen bij mensen die in hun jeugd te maken hebben gehad met verwaarlozing, (ernstige vormen van) misbruik en aantasting van de autonomie (van Genderen & Arntz, 2005). 

De prevalentie van een borderline persoonlijkheidsstoornis bij volwassenen wordt geschat op 1 tot 2 % van de bevolking. Binnen een psychiatrische populatie wordt de prevalentie geschat op het tienvoudige daarvan (APA, 1994; Ingenhoven & van den Brink, 1994; Linehan, 1993b). Prevalentiecijfers bij adolescenten zijn niet bekend, onder andere omdat met het stellen van de diagnose (nog) terughoudend wordt omgegaan. De stoornis in de emotieregulatie is vaak al wel vanaf circa het 13e jaar goed te herkennen o.a. aan forse stemmingswisselingen en grillig gedrag (Miller, Rathus & Linehan, 2007). 

Adolescenten met deze problematiek hebben vaak grote problemen in de interactie met hun omgeving. Problemen op school, middelenmisbruik, uitputting van de gezinsleden en een hoge consumptie van zorg zijn enkele veel voorkomende gevolgen (Miller e.a., 2007).

 

Kwetsbaarheid

Het kenmerk van de stoornis in het emotieregulatie systeem is een verhoogde gevoeligheid voor emotionele prikkels waarbij de reactie op stresserende factoren heftiger is dan bij iemand met een normale gevoeligheid. Het duurt bovendien vaak langer voordat het stressniveau weer gedaald is naar het basisniveau. Een opeenstapeling van prikkels kan leiden tot een verhoogde arousal die vaak extreme emoties en impulsieve gedragingen tot gevolg kan hebben. Hoewel deze emotionele doorbraken in eerste instantie een gevoel van opluchting geven, kunnen ze op langere termijn leiden tot grote schade (ruzies, voortijdige schoolverlating, zelfbeschadiging of politiecontacten). De lijdensdruk bij deze groep is groot.

In verschillende studies werd gevonden dat circa 10% van de mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis vroegtijdig komt te overlijden door suïcide of door de gevolgen van roekeloos en impulsief gedrag (APA, 1994; Linehan e.a., 1993).

 

Behandeling van emotieregulatieproblemen

In plaats van een behandeling die meer gericht is op het veranderen van de kernfactoren van de persoonlijkheid, worden momenteel therapievormen ontwikkeld, gericht op het leren accepteren van en omgaan met kwetsbaarheid, onder andere door het vergroten van controlemogelijkheden, de copingmechanismen (Linehan e.a., 1993; Blum, Pfohl, St John, Monahan, Black, 2002). In tegenstelling tot veel andere behandelingen voor deze doelgroep, is dit type behandeling vooral gericht op het leren hanteren van de psychische kwetsbaarheid in het hier en nu. Hierbij worden de al aanwezige competenties en vaardigheden versterkt, zodat het arsenaal aan copingstrategieën wordt uitgebreid (o.a. Linehan, 1993a; van den Bosch, Verheul, Schippers & van den Brink, 2002). Voor volwassenen met een stoornis in de emotieregulatie zijn inmiddels verschillende behandelingen ontwikkeld en onderzocht (Blum, e.a., 2002; Giesen-Bloo, van Dyck, van Spinhoven, van Tilburg, Dirksen, van Asselt, Kremers, Nadort & Arntz , 2006; Binks, Fenton, McCarthy, Lee, Adams & Duggan, 2006). Voor adolescenten is dat nauwelijks het geval. VERS is een training die ontwikkeld is door Bartels, Crottie en Blum en is onder andere gebaseerd op theorieën van Young en Linehan (Blum e.a., 2002). De VERS is bedoeld voor volwassenen met een stoornis in de emotieregulatie. De effectiviteit van deze behandelvorm wordt momenteel in Groningen en Overijssel onderzocht (van Wel, Kockmann, Blum, Pfohl, Black & Heesterman, 2006). De eerste resultaten van een pilotstudy zijn veelbelovend (Freije, Dietz & Appelo, 2002). 

 

Behandeling van adolescenten.

De behandeling van adolescenten met emotieregulatieproblemen stelt specifieke eisen aan de behandelaar en aan de behandelmethodiek. Het is vaak moeilijk met deze jongeren een werkbare behandelrelatie te krijgen. Ze zijn meer nog dan gezonde leeftijdsgenoten sterk op zichzelf gericht en hebben door hun problematiek vaak negatieve ervaringen met volwassenen. Ze hebben een kwetsbaar zelfbeeld en hebben snel het idee niet serieus genomen te worden. Vaak zijn ze minder geneigd de oorzaak van hun problemen bij zichzelf te zoeken. De behandelrelatie is vaak gekleurd door heftige overdracht

(en tegenoverdracht) gevoelens, waarbij de patiënten sterk neigen tot idealiseren en devalueren. Ze zijn snel geneigd tot ageren, onder andere tot uiting komend in een onbetrouwbare aanwezigheid bij de therapiezittingen.  Jongeren met emotieregulatieproblemen zijn vaak ongeduldig, houden vaak van actie en zijn snel verveeld. Daarnaast wordt de behandelrelatie soms bemoeilijkt doordat de jongere en zijn ouders een verschillende visie op de oorzaak en behandeling van de problemen hebben.

Rekening houdend met bovenstaande aspecten werd de ERT ontwikkeld.

 

Inhoud en opzet van de training

De training wordt gegeven in 17 wekelijkse sessies van een uur en drie kwartier en bestaat uit de volgende onderdelen:

1: Uitleg over de cursus en over emotieregulatieproblemen

2: Aanleren van emotie- regulatievaardigheden. De jongere leert herkennen wanneer en waardoor emoties soms onnodig  hoog op lopen en met welke cognitie dit te maken heeft. Er wordt gezocht naar meer passende cognities en gedrag

3: In het onderdeel ‘Ken jezelf” krijgt de jongere meer inzicht in hoe zijn emotionele reactiestijl kan samenhangen met de persoonlijke aanleg, geschiedenis, huidige leefsituatie en verwachtingen, om erachter te komen welke manier van reageren bij hem hoort en welke aanpak, adviezen en oplossingen hier het beste bij passen

4: Daarnaast wordt aandacht besteed aan het ontwikkelen van een leefstijl waarbij emotionele buien zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen en zo min mogelijk negatieve consequenties hebben. Geoefend wordt in het evenwichtiger en planmatig omgaan met eten, slapen, sport, werk en vrije tijd, met lichamelijke gezondheid, geld en met relaties

 

De training is gericht op het verwerven van kennis, het bewust worden van eigen mogelijkheden en het aanleren van vaardigheden. De training is praktisch en er wordt veel geoefend. Ook wordt aandacht besteed aan verschillende ontspannings- en afleidingstechnieken. 

De afzonderlijke zittingen hebben een vaste opbouw:

  • Bespreken van opdrachten
  • Theoretische inleiding
  • Pauze
  • Oefening
  • Ontspanningsoefening
  • Opdrachten voor de volgende keer

 

Tijdens de eerste zitting wordt aan de jongeren een cursusboek gegeven, waarin de zittingen staan beschreven en waarin ook registratie- en opdrachtformulieren zijn opgenomen.

 

Bespreken van opdrachten

Er wordt veel aandacht besteed aan het eerste deel, het bespreken van de opdrachten. De ervaring van enkele van de deelnemers wordt als uitgangspunt gebruikt om te toetsen of het theoretische onderdeel van de vorige keer goed is begrepen. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de evaluatie van de stemming van enkele deelnemers, door hen bijgehouden op bijgeleverde formulieren.  Niet elke keer worden de huiswerkopdrachten van alle cursisten uitvoerig besproken. Hiervoor ontbreekt de tijd, maar dit zou ook te lang duren om de aandacht van de jongeren vast te houden. Er worden onderwerpen besproken die zoveel mogelijk alle jongeren aanspreken en ze worden gestimuleerd op elkaar te reageren. De trainers zien erop toe dat in de loop van de training iedereen ongeveer evenveel aan bod komt.

 

Theorie

Het behandelen van de theoretische onderdelen verloopt sterk interactief. Er wordt veel gebruik gemaakt van de kennis die in de groep aanwezig is om de coöperatie en de motivatie van de jongeren zoveel mogelijk te stimuleren. Het is meer de bedoeling dat de jongeren naar aanleiding van de tekst uit het cursusboek met elkaar in gesprek komen en nadenken over de onderwerpen dan dat ze zich de theorie kritiekloos eigen maken. Voortdurend is de houding van de trainers erop gericht de jongeren te stimuleren om te onderzoeken hoe zij met zichzelf en hun omgeving omgaan en wat ze zouden kunnen veranderen. Er wordt aan ze gevraagd om groepsgenoten te ondersteunen bij voor henzelf minder relevante onderdelen. De theorie uit het werkboek kunnen ze thuis doornemen. De houding van de trainers is neutraal en open: over het theoretische gedeelte is door deskundigen goed nagedacht, maar dat betekent natuurlijk niet dat het kritiekloos op alle jongeren van toepassing is.

 

Pauze

In de pauze kunnen de jongeren wat drinken (en roken). Het is de bedoeling dat ze de ERT ruimte verlaten. Er vindt in het algemeen veel interactie plaats in de pauze, die beschouwd kan worden als een essentieel onderdeel van de training.

 

Oefening

Tijdens elke zitting wordt een oefening gedaan die aansluit bij de theorie. De oefening kan bijvoorbeeld bestaan uit een rollenspel of uit discussievragen. 

 

Ontspanningsoefeningen

Gedurende de training komen verschillende soorten ontspanningsoefeningen aan bod, die achter in het werkboek beschreven staan. Het doel is de jongeren kennis te laten maken met verschillende manieren van ontspanning. Er wordt naar muziek geluisterd, mandala’s gekleurd en dergelijke, maar ook de methode van Jacobson (een ontspanningsoefening waarbij beurtelings de aandacht wordt gelegd op aanspannen en ontspannen van spiergroepen)  komt aan bod. Dit gaat vaak gepaard met veel gegiechel, maar het gaat erom dat de jongere uitzoekt of deze vorm van ontspanning bij hem past en er zelf mee verder oefent.

 

 

 

Kenmerken van de emotieregulatietraining

De structuur

Het feit dat de ERT is opgebouwd als een training biedt een duidelijke structuur.

Elke zitting heeft een agenda die door de trainers vooraf op een bord wordt geschreven en waar steeds op terug gevallen wordt. Verschillende onderwerpen komen aan bod en worden afhankelijk van de situatie meer of minder uitgediept. Niet alles kan uitputtend behandeld worden en dat is ook niet het doel van de ERT. Dit gegeven biedt de jongere ook een vorm van veiligheid. Het biedt de mogelijkheid met de problemen aan het werk te zijn, met een beperkt risico op emotionele overvraging. 

Naast de ERT hebben de jongere en zijn ouders een behandelcontact op de polikliniek (ambulant) of in de kliniek, waar specifieke onderwerpen zonodig verder uitgediept kunnen worden.

Verschillende vaardigheden (wat te doen als de spanning te hoog oploopt, hoe herken je een bui, welke manieren zijn er om een time-out te nemen, helpende cognities inzetten en dergelijke) komen aan de orde. Met de training als leidraad is de jongere in staat deze vaardigheden verder te ontwikkelen, eventueel in contacten met zijn behandelaar of in een vervolgtherapie. De structuur van de training helpt ook om, als discussies te veel tijd in beslag dreigen te nemen of niet meer ten dienste staan van meerdere jongeren, de aandacht weer te verplaatsen naar de agenda.  

 

Groepsbehandeling

De ERT is een groepsbehandeling en de functie van de groep wordt essentieel geacht. 

Het feit dat de ERT een groepsbehandeling is, helpt overdrachtgevoelens naar de behandelaars te verdunnen. De problematiek wordt in relatie met leeftijdsgenoten (lotgenoten) makkelijker herkend en is beter te verdragen door steun en herkenning vanuit de peergroup. Adolescenten nemen makkelijker dingen aan van leeftijdgenoten dan van volwassenen. Tijdens de eerste zittingen, als de jongeren elkaar nog niet kennen, bestaat er vaak een neiging om ten opzichte van elkaar te concurreren in de ernst van de problematiek. De jongeren hebben in eerste instantie vaak veel ontzag voor elkaar en zijn wat angstig. Ook hun uiterlijk lijkt vaak te worden gebruikt om de anderen wat op afstand te houden, met veel zwarte kledingstukken, heftige make-up en veel piercings. Al snel echter ontstaat er een neiging om op zoek te gaan naar wat de jongeren gemeenschappelijk hebben. De problemen worden daardoor veel minder buiten henzelf gelegd. Soms staan ze versteld van de herkenning die ze bij elkaar vinden.

 

Ik had nooit gedacht dat jij ook buien hebt, je lijkt zo sterk, ik dacht eerst: je zal wel niks met mij te maken willen hebben.

 

Ze zijn nieuwsgierig naar zichzelf en leren via de groepsgenoten zichzelf beter kennen. Dit versterkt in belangrijke mate ook de neiging om het eigen aandeel in hun gedrag te onderkennen.

 

De rol van de trainers 

De emotieregulatietraining wordt gegeven door twee trainers. Hun taak is het mobiliseren van kennis die in de groep bestaat, door er voor te zorgen dat de cursisten met elkaar in gesprek komen over de onderwerpen uit het ERTwerkboek. De opdrachten uit het boek vormen hiervoor een leidraad. Daarnaast bewaken en sturen de trainers zonodig het groepsproces. Ze zorgen ervoor dat elke cursist voldoende aan bod komt en dat de emoties tijdens de discussies niet te hoog oplopen. De trainers zijn niet de behandelaars van de jongeren. Ze blijven met hun eigen behandelaar, die vaak ook de verwijzer naar de ERT is, contact houden.

Als onderwerpen ingebracht worden die te ver gaan voor de training, die niet van belang zijn voor de anderen of die zelfs contraproductief kunnen werken voor groepsgenoten, wordt verwezen naar deze individuele behandelaar. Regelmatig wordt benadrukt dat de cursisten elkaar mogen adviseren, maar nooit verantwoordelijk zijn voor de situatie van de ander.

 

Een veertienjarige, met een ingewikkelde gezinssituatie, die al regelmatig ook onderwerp van gesprek is geweest in de training laat weten van huis weg te gaan lopen. De medecursisten zijn hier erg van onder de indruk, uiten hun bewondering, maar ook zorg en geven veel praktische adviezen. De trainers suggereren dat dit een onderwerp is dat mogelijk veel aandacht verdient en vragen zich hardop af of daar binnen de ERT voldoende ruimte voor is. Vervolgens adviseren de groepsgenoten haar tevens contact op te nemen met haar individuele behandelaar.

 

De houding van de trainers is een belangrijke factor voor het leerproces van de adolescent. Aan de ene kant mogen ze niet te belerend zijn en niet teveel hun kennis etaleren, aan de andere kant bestaat er soms wel behoefte in de groep aan de deskundigheid van de trainers. Ze mogen niet autoritair zijn, niet te snel met inbreng komen, maar ze mogen de groep ook niet te lang laten aanmodderen. Ze dienen subtiel aan te voelen wanneer het moment van interventie is aangebroken. Het is belangrijk niet te sturend te zijn, maar vooral de jongeren het gevoel te geven dat ze met hun eigen proces bezig zijn en dat ze gebruik mogen maken van de kennis van de trainers.

 

Jongere: Zeg, waarom laten jullie ons eigenlijk het wiel zelf uitvinden. Jullie hebben er toch voor doorgeleerd en jullie weten toch precies wat je moet doen om gezond te leven? 

Trainers: Natuurlijk weten wij ook niet alles en verder vraag ik me af wat jij er aan hebt als wij precies gaan vertellen hoe wij vinden dat het moet. Maar als je onze mening wilt weten kun je dat vragen en dan geven we heus wel antwoord, al is er natuurlijk geen pasklare oplossing die op iedereen van toepassing is 

 

Bij het onderwerp eten brengt een jongere in dat ze vreetbuien heeft waar ze zich later zo schuldig en dik door voelt, dat ze de volgende maaltijd overslaat. Ze krijgt veel bijval, veel jongeren herkennen dit en ze bieden tegen elkaar op in heftigheid. Een van de trainers vraagt wat het voordeel is van het hebben van vreetbuien, waarna een discussie ontstaat over de voor- en nadelen en over alternatieven. De mening van de trainers komt niet aan de orde. 

 

Op school vertellen ze hoe het moet en dat nemen wij dus niet aan. We weten heus wel veel zelf en het werkt beter als we dingen van elkaar horen. Denk maar niet dat we hier zouden komen als het hier net zo zou zijn als  op school.

 

Er komen vaak heftige reacties uit de groep waar de trainers vlot op moeten kunnen reageren, waarbij het van belang is om transparant en echt te zijn en bij de jongeren aan te sluiten. Jongeren met borderlineproblematiek voelen feilloos aan wanneer de trainers zich in verlegenheid gebracht voelen of twijfelen. Ze zijn erg gevoelig voor non-verbale signalen die ze snel negatief opvatten.

 

Jongere: Je hoeft niet zo’n toontje tegen ons aan te slaan hoor. Denk je dat we niet goed snik zijn of zo?

Trainers: Het lijkt alsof je je niet serieus genomen voelt en dat was niet de bedoeling. Ik zat eigenlijk hardop na te denken over wat je daarnet zei, ik weet het antwoord namelijk ook niet zo goed.

 

Als de trainers op vragen niet direct een antwoord weten, is het zinvol daar in een gesprek met de jongeren en met elkaar over te discussiëren om de jongeren te helpen eigen standpunten te bepalen en te laten ervaren dat het niet direct hebben van een oplossing niet een zwakte hoeft te zijn. 

Met de cursisten worden de onderwerpen van de training regelmatig geëvalueerd en er is veel ruimte voor inbreng. Dit heeft als effect, behalve dat het natuurlijk helpt de training te verbeteren, dat de jongeren alert blijven en hun gevoel versterkt wordt dat ze invloed hebben op wat ze in de training leren. Ook helpt het ze bij het bewust worden dat er niet ´één oplossing´ bestaat voor hun problemen, maar dat er meerdere mogelijkheden zijn die het verdienen door hen onderzocht en beoordeeld te worden.

  

In het begin van de training stonden jullie (de trainers) te ver boven ons, nu zitten jullie meer op onze golflengte en dat is beter. We zijn namelijk niet dom en weten best hoe we elkaar kunnen helpen.

 

Therapeutische aspecten

Hoewel de ERT een training is, bevat ze elementen van zowel cognitieve, inzichtgevende als systeemgerichte therapievormen. Ze is erop gericht gezonde en op ontwikkeling gerichte factoren binnen de groep te bevorderen en jongeren over zichzelf te laten nadenken. Het is meer een aanzet tot besef van en inzicht in eigen problematiek en eigen mogelijkheden dan dat het een directe oplossing biedt voor de problemen. 

De bewustwording van de kwetsbaarheid en ontwikkelingsmogelijkheden komt tot stand in de interactie met leeftijdsgenoten en de trainers. Oefenen met vaardigheden is weliswaar een onderdeel van de training, maar de ERT heeft niet als doel de vaardigheden die aan bod komen volledig in te trainen; het aantal sessies is daarvoor ook te gering. De doelstelling is dat jongeren zich bewust worden van hun keuzemogelijkheden, leren wat verschillende manieren van coping zijn om daarmee vervolgens verder aan de slag te gaan, eventueel in een individuele of systeemtherapie.

 

Kim vertelt het afgelopen weekend zo boos te zijn geweest dat ze haar vriend de huid heeft vol gescholden en zijn CD vernield heeft. Als ze haar verhaal in geuren en kleuren wil doen brengt een van de trainers hier na korte tijd meer structuur in door concrete vragen te stellen over oorzaak, gedachtes, gevoelens en mogelijke gedragsalternatieven. Dit wordt al snel overgenomen door de groepsleden. Het probleem wordt van een sensatieverhaal teruggebracht tot een serieus probleem dat het verdient dat er goed over nagedacht wordt.  

 

Als de adolescent doordrongen raakt van het feit dat alleen hij verantwoordelijk is voor zijn gedrag en voor de keuzes die ze maakt, dan zal hij eerder gemotiveerd raken zijn gedrag te veranderen. Externe motivatie, verandering op gezag van ouders, leerkrachten of behandelaars biedt de adolescent onvoldoende basis voor verandering.

 

Ik heb nog wel af en toe buien, maar weet dat ik daar zelf verantwoordelijk voor ben. Ik kan er ook voor kiezen om het anders te doen en bijvoorbeeld iemand te bellen of een eind te gaan fietsen, maar soms baal ik zo dat ik gewoon zin heb om tegen iemand te schelden.

 

Het oudersysteem

In de behandeling van adolescenten wordt de behandelrelatie meestal zowel met de ouders als met de jongere aangegaan. Het gezin waar een adolescent met een emotieregulatiestoornis deel van uit maakt is vaak volledig ontwricht, er zijn veel conflicten en ouders voelen zich vaak machteloos en ervaren veel problemen in het goed vervullen van hun rol als ouder. 

Als de jongere deelneemt aan de ERT kan dit ouders helpen meer afstand te nemen doordat zij de jongere naar de training kunnen verwijzen en naar de vaardigheden die daarbinnen aan bod komen. In die zin vormt de ERT ook een interventie binnen het gezinssysteem. 

Tijdens de training wordt een informatiebijeenkomst gegeven over de ERT aan ouders en belangrijke anderen voor de adolescent. Hierbij wordt de jongere zelf ook geacht aanwezig te zijn om te horen wat zijn verwanten te horen krijgen en om eventueel de informatie aan te vullen.

 

Samenvatting

Jongeren maken in contact met elkaar een proces door van bewustwording van het feit dat ze een probleem hebben in de regulatie van hun emoties en van hun gedrag. Ze leren dat ze zelf over verschillende mogelijkheden beschikken om hier invloed op uit te oefenen. Ze vinden herkenning bij elkaar en voelen zich gehoord en serieus genomen door trainers en groepsgenoten, waardoor een situatie ontstaat waarin ze over zichzelf durven praten en nadenken. Er worden verschillende manieren aangereikt om tot gedragsveranderingen te komen, waarbij gebruik gemaakt wordt van de groep. Verschillende technieken worden aangeboden om zichzelf beter te leren reguleren, waarbij de jongeren voortdurend worden gestimuleerd deze te onderzoeken en vervolgens de technieken te gebruiken die bij ze passen. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van kennis die al in de groep aanwezig is en aangesloten bij de gevoeligheden van de specifieke doelgroep. Rekening wordt gehouden met hun negatieve zelfbeeld, hun negatieve ervaringen met volwassenen, en de vele teleurstellingen die deze jongeren vaak al hebben opgedaan in de relatie met anderen. 

 

Effectstudie

Jongeren en trainers die met de ERT kennis maakten reageerden positief. Dit was de aanleiding om binnen Accare een effectstudie te starten naar de ERT. Er heeft inmiddels een pilotstudy plaatsgevonden, waarvan de resultaten op dit moment worden verwerkt en er is subsidie verkregen voor een grootschaliger studie (onderzoeksleider M. Schuppert).

Het huidige ERT protocol is nog niet definitief. Ondanks dit feit en het nog ontbreken van onderzoeksresultaten zal het protocol van de ERT binnenkort uitkomen bij Boom testuitgevers. Reden om het al in dit stadium uit te geven heeft te maken met het verzoek van collega’s om toesturen van het protocol, naar aanleiding van presentaties. Handhaving van de opbouw van het protocol wordt in een uitgave beter gegarandeerd en biedt mogelijkheden voor doen van effectonderzoek. Het protocol zal in de loop van de tijd worden bijgesteld op grond van ervaringen en van onderzoeksresultaten.

 

Mw. drs. T.M. van Gemert, Mw. drs. H.M. Schuppert, Mw. drs. H.M.

Wiersema zijn allen kinder-en jeugdpsychiater en werkzaam bij Accare, Universitair Centrum voor Kinder-en Jeugdpsychiatrie, Noord-Nederland, locatie Groningen.

 

Literatuur

APA (2000). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed.). Washington DC.

Binks, C.A., Fenton, M., McCarthy, L., Lee, T., Adams, C.E. & Duggan C. (2006). Psychological therapies for people with borderline personality disorder (Review). The Cochrane Library 2006, Issue 4.

Bosch, L.M.C. van den, Verheul, R., Schippers, G.M. & Brink,W. van den (2002). Dialectical Behavior Therapy of borderline patients with and without substance use problems: Implementation and long-term effects. Addictive Behaviors 2002; 27: 911-23.

Blum, N., Pfohl, B., St John, D., Monahan, P. & Black, D.W. (2002). STEPPS: A cognitive-behavioral systems-based group treatment for outpatients with borderline personality disorder- a preliminary report. Comprehensive Psychiatry, 43, 301-310. 

Fleishhaker, C., Bohme, R., Sixt, B. & Schulz, E. (2004). Dialectical behavioral therapy for adolescents: evaluation of the concept. Voordracht World Congress of the IACAPAP, augustus 2004.

Freije, H., Dietz, B. & Appelo, M. (2002). Behandeling van de borderline persoonlijkheidsstoornis met de VERS: de vaardigheidstraining emotionele regulatie stoornis. Tijdschrift voor Directieve Therapie, 22, 4, 367-378.

Gemert, T.M. van, Ringrose H.J. & Wiersema, H.M. (2007). Emotieregulatietraining (ERT), een training voor adolescenten met emotieregulatieproblemen. Meppel: Boom testuitgevers. 

Genderen, H. van & Arntz, A. (2005). Schemagerichte cognitieve therapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Giesen-Bloo, J., Dyck, R. van, Spinhoven, P., Tilburg, W. van, Dirksen, C., Asselt, T. van, Kremers, I., Nadort, M. & Arntz, A. (2006). Outpatient treatment of borderline personality disorder: a randomized trial of schema focused therapy versus transference focused psychotherapy. Archives of General Psychiatry, 63, 649-58.

Ingenhoven, T. & van den Brink, W. van den (1994). Borderline persoonlijkheidsstoornis: diagnostische en epidemiologische aspecten. In Derksen, J.J.L.en Groen, H. Handboek voor  de behandeling van borderline patiënten. Utrecht: De Tijdstroom.

Linehan, M.M. (1993a). Cognitive-behavioral treatment of borderline personality disorder. New York: The Guilford Press.

Linehan M.M. (1993b). The skills training manual for treating borderline personality disorder. New York: The Guilford Press.

Linehan, M.M., Heard, H.L. & Armstrong, H.E. (1993). Naturalistic follow-up of a behavioral treatment for chronically parasuicidal borderline patients.

Archives of General Psychiatry, 51, 971-974.

Miller, A.L., Rathus, J.H. & Linehan, M.M. (2007). Dialectical Behavior Therapy with Suicidal Adolescents. New York: The Guilford Press.

Putnam, K.M. & Silk, K.R. (2005): Emotion dysregulation and the development of borderline personality disorder; Developmental and Psychopathology, 17, 899-925.

Wel, B. van, Kockmann, I., Blum, N., Pfohl, B., Black, D.W., Heesterman, W. (2006). STEPPS, group treatment for borderline personality disorder in the Netherlands. Annals of Clinical Psychiatry, 18 (1), 63-67.